OriginarioAfkomstig
Afkomstige
Geboortig
Geboortige
Herkomstig
Herkomstige
Oorspronkelijk
Oorspronkelijke
Origineel
Originele de SuizaZwitserland
Zwitsers
Zwitserse, se elaboraMen vervaardigt conDoor
Met
Per
Samen met leche de vacaKoemelk, en grandesGroot
Grote
Ruim
Ruime piezasBonken
Brokken
Damschijven
Eindjes
Hompen
Kamers
Muntstukken
Muziekstukken
Onderdelen
Schaakstukken
Stukjes
Toneelstukken
Vertrekken
Vissen
Werktuigen (5050
Vijftig kilosKilo's
Kilogrammen). De pastaBeslag
Deeg
Deegwaar
Deegwaren
Gebak
Graas!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze graast
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze weidt
Pasta
Weid!
Zoet broodje suaveMild
Milde
Zacht
Zachtaardig
Zachtaardige
Zachte
Zachtmoedig
Zachtmoedige
Zachtzinnig
Zachtzinnige
Zoel
Zoele y ligeramenteLicht
Onbesuisd
Overijld
Vluchtig
Vlug cremosaRomig
Romige. NoNee
Neen
Niet
Nietwaar
No
Of men wil of
niet
Tegen wil en dank sueleHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is gewend
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is gewoon
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze pleegt
Pleegt tenerBijhouden
Erop nahouden
Hebben
Houden
Vasthouden agujerosGaten
Naaldenkokers
Naaldenkussentjes
Naaldenmakers
Naaldenverkopers
Ogen y siAls
Indien
Ingeval
Of
Op de manier van
Op de wijze van
Terwijl
Wanneer
Zoals los hayEr is
Er zijn
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gedraagt zich
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze heeft
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze krijgt het met
iemand aan de stok
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze meet zich met
iemand, sonBericht
Geluid
Klank
Manier
Ruchtbaar worden
Smoes
Toon
Uitvlucht
Voorwendsel
Wijze
Zij/ze gebeuren
Zij/ze hebben plaats
Zij/ze vinden plaats
Zij/ze zijn
Zijn muyBijster
Bijzonder
Erg
Heel
Terdege
Zeer pequeñosKlein
Kleine
Luttel
Luttele
Min
Minne. .
EligeHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze kiest
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze kiest uit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze leest uit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze pikt uit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze selecteert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verkiest
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zoekt uit
Kies uit!
Kies!
Lees uit!
Pik uit!
Selecteer!
Verkies!
Zoek uit! una recetaEen recept:
Fondue de quesoKaas
Ingredientes:11
Een diente de ajoKnoflookteentje
Teen knoflook
Teentje knoflook
11
Een cucharadaEetlepel (maat)
Soeplepel de mantecaReuzel
Spek derretidaGedaan smelten
Gesmolten
Versmolten
Vloeibaar gemaakt
11
Een/22
Twee kg de queso gruyèreGruyère cortado enGesneden in lonjasBeursgebouwen
Beurzen
Handelsbeurzen
Plakken
11
Een/44
Vier l de vino blancoWitte wijn secoDor
Dore
Dorre
Droge
Droog
Ik droog
Ik droog af
Ik droog uit
Ik maak droog
Ik veeg
Ik veeg af
Ik wis
Ik wis af
11
Een cucharaditaTheelepeltje de fécula de maízMaïzena
11
Een vasitoGlaasje de licorLikeur
Sterke drank de kirschKirsch o marrasquinoKersenbrandewijn
Kirsch
Maraschino-likeur
Marasquin
Marasquin-likeur
pimientaPeper
nuez moscadaFoelie
Muskaatnoot
Nootmuskaat
Pala
panBrood
Mik
Pan francésFrans
Franse
Franse taal
Fransman cortado enGesneden in dadosAangegeven
Blokken
Dobbelsteentjes
Dobbelstenen
Gegeven
Klontjes
Kubussen
Opgebracht
Teerlingen
Toegebracht
Toegekend
Verleend fritosGebakken
Gebraden
Gefrituurd
Gefrituurde
Gefruit o tostadosBrood geroosterd
Gebraden
Gebrand
Gebruind
Geroosterd
Geroosterde
Preparación:
FrotarAanstrijken
Boenen
Inwrijven
Uitschuren
Uitwrijven
Wrijven conDoor
Met
Per
Samen met el ajoDe/het knoflook el interiorDe binnenkant
De boezem
De schoot
Het binnenland
Het binnenste
Het interieur de una cazuela de barroEen aardewerk schaaltje o caquelón. ColocarBeleggen
Doen
Leggen
Neerleggen
Neerzetten
Onderbrengen
Plaatsen
Steken
Stellen
Stoppen
Uitzetten
Verplaatsen
Vlijen
Zetten la mantecaDe reuzel, el quesoDe kaas, cubrirAanzuiveren
Bedekken
Beleggen
Beschermen
Dekken
Toedekken conDoor
Met
Per
Samen met el vinoDe wijn y colocarBeleggen
Doen
Leggen
Neerleggen
Neerzetten
Onderbrengen
Plaatsen
Steken
Stellen
Stoppen
Uitzetten
Verplaatsen
Vlijen
Zetten sobreAan
Blijft u over!
Boven
Briefomslag
Couvert
Envelop
Enveloppe
Gaat u te boven!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze blijft over
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaat te boven
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt over
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is in overvloed
aanwezig
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is te veel
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze overtreft
Houdt u over!
Ik ben in overvloed
aanwezig
Ik ben te veel
Ik blijf over
Ik ga te boven
Ik houd over
Ik overtref
In
Is u in overvloed
aanwezig!
Is u te veel!
Met
Op
Over
Overtreft u! fuego lentoLaag vuur. RemoverRoeren
Verwijderen conDoor
Met
Per
Samen met espátulaBakspatel
Lepelaar
Plamuurmes
Roerspaan
Spaan
Spatel
Verfmes de maderaHouten
Van hout hastaJa zelfs
Tot
Tot aan
Tot zelfs
Zelfs fundirDoen smelten
Smelten
Versmelten
Vloeibaar maken el quesoDe kaas. SinGespeend van
Ontbloot van
Verstoken van
Zonder
Zonder te dejar deOphouden met
Stoppen met revolverOmroeren
Roeren, agregarBijmengen
Toevoegen la féculaHet aardappelmeel
Het zetmeel disueltaOpgelost
Opgeloste en el licorDe likeur
De sterke drank, condimentarAssaisoner
Kruiden
Op smaak brengen conDoor
Met
Per
Samen met pimientaPeper y nuez moscadaFoelie
Muskaatnoot
Nootmuskaat
Pala. ServirAankaarten
Baten
Bedienen
Deugen
Dienen
Een dienst bewijzen
Geschikt zijn
Helpen
Opdienen
Serveren
Van dienst zijn calienteGloeiend
Gloeiende
Heet
Hete
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stookt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verhit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verwarmt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze warmt
Ik stook
Ik verhit
Ik verwarm
Ik warm
Smoorheet
Smoorhete
Snikheet
Snikhete
Stookt u!
Verhit u!
Verwarmt u!
Warm
Warme
Warmt u! en el caquelón.
SecretoClandestien
Clandestiene
Geheim
Geheime
Heimelijk
Heimelijke
Ik scheid af
Verborgen
Verdekt
Verdekte
Verkapt
Verkapte
Verscholen
Verstolen
Verstopt
Verstopte: paraBaart u!
Bevalt u!
Blijf staan!
Brengt u teweeg!
Brengt u voort!
Doe ophouden!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze baart
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bevalt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze blijft staan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt teweeg
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt voort
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet ophouden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt halt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt op
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze keert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze legt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze schenkt het leven
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze slaat af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze staat stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stelt buiten werking
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stopt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stuit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stop
Houd aan!
Houd halt!
Houd op!
Houd stil!
Ik baar
Ik beval
Ik breng teweeg
Ik breng voort
Ik schenk het leven
Keer!
Leg stil!
Om
Om te
Schenkt u het leven!
Sla af!
Sta stil!
Stel buiten werking!
Stop!
Stuit!
Ten behoeve van
Voor
Zet af!
Zet stil!
Zet stop! prepararAanmaken
Bereiden
Klaarmaken
Opleiden
Toebereiden
Voorbereiden y servirAankaarten
Baten
Bedienen
Deugen
Dienen
Een dienst bewijzen
Geschikt zijn
Helpen
Opdienen
Serveren
Van dienst zijn la fondueDe fondue de quesoKaas sonBericht
Geluid
Klank
Manier
Ruchtbaar worden
Smoes
Toon
Uitvlucht
Voorwendsel
Wijze
Zij/ze gebeuren
Zij/ze hebben plaats
Zij/ze vinden plaats
Zij/ze zijn
Zijn necesariosBenodigd
Benodigde
Nodig
Nodige
Noodzakelijk
Noodzakelijke
Van node un calentador de platosEen warmhouder sobre elOp de
Op het que se pondráHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal aandoen
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal aantrekken
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal insmeren
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal opdoen
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal smeren
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal worden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal zich aankleden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal zich aanstellen
Zal men aanbrengen la cazuelaDe braadpan
De kasserol
De lage kookpot
De ovenschotel
De steelpan
Het eenpansgerecht y los tenedoresDe dollen
De vorken de mango largoLange steel. DistribuirlosVerdeel ze
Ze verdelen sobre laOp de
Op het mesaBank
Bok
Ezel
Mesa
Rek
Schraag
Stander
Stellage
Tafel
Werkbank dondeBij
Waar
Waaraan
Waarheen
Waarin se vaHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaat af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaat weg
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze vertrekt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verwijdert zich
Men gaat a comerBikken
Eten
Gebruiken
Het middagmaal gebruiken
Lunchen
Nuttigen
Vreten, pincharDoorprikken
Pikken
Priemen
Prikken
Steken 11
Een trozoBonk
Brok
Eindje
Filet
Homp
Moot
Plak
Schijf
Snede
Snee
Sneetje
Stuk
Stukje de panBrood
Mik
Pan conDoor
Met
Per
Samen met el tenedorDe dol
De vork, sumergirIndompelen
Indopen
Onderdompelen
Soppen en la cazuelaDe braadpan
De kasserol
De lage kookpot
De ovenschotel
De steelpan
Het eenpansgerecht paraBaart u!
Bevalt u!
Blijf staan!
Brengt u teweeg!
Brengt u voort!
Doe ophouden!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze baart
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bevalt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze blijft staan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt teweeg
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt voort
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet ophouden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt halt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt op
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze keert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze legt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze schenkt het leven
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze slaat af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze staat stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stelt buiten werking
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stopt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stuit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stop
Houd aan!
Houd halt!
Houd op!
Houd stil!
Ik baar
Ik beval
Ik breng teweeg
Ik breng voort
Ik schenk het leven
Keer!
Leg stil!
Om
Om te
Schenkt u het leven!
Sla af!
Sta stil!
Stel buiten werking!
Stop!
Stuit!
Ten behoeve van
Voor
Zet af!
Zet stil!
Zet stop! permitirGedogen
Niet beletten
Permitteren
Toelaten
Toestaan
Vergunnen
Veroorloven que la preparaciónDe bereiding
De bereidingswijze
Het aanmaken
Het bereiden
Het klaarmaken
Het opleiden
Het toebereiden
Het voorbereiden adhieraHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze kleeft vast
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze komt erbij
Ik kleef vast
Ik kom erbij
Kleeft u vast!
Komt u erbij!
Vastplakt y bon apetit.
De los siguientes palabras hay una foto:
Caquelón Nuez moscada Pimienta
PatatasAardappelen
Aardappels
Piepers gratinadasGegratineerd
Gegratineerde
Gepaneerd conDoor
Met
Per
Samen met dos2
Do's
Twee
Tweede quesosKazen
Ingredientes:
88
Acht patatasAardappelen
Aardappels
Piepers grandesGroot
Grote
Ruim
Ruime
100100
Honderd gr. de mantequillaBoter
Roomboter
5050
Vijftig gr. de queso gruyèreGruyère ralladoGeraspt
Geraspte
Gestreept
Gestreepte
1515
Vijftien cl. de nataCrème
Puikje
Room
Slagroom espesaBind!
Dicht
Dichte
Dik
Dikke
Gebonden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bindt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze maakt dikker
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verdikt
Maak dikker!
Verdik!
salGa af!
Ga buiten!
Ga naar buiten!
Ga op weg!
Ga uit!
Ga weg!
Kom er mee weg!
Kom uit!
Loop uit!
Rijd af!
Rijd uit!
Rijd weg!
Stap op!
Stap uit!
Start!
Stijg uit!
Tijg!
Treed uit!
Vaar uit!
Verschijn!
Vertrek!
Zout
pimientaPeper
Preparación:
Se pelanMen schilt las patatasDe aardappelen
De aardappels
De piepers. Se lavanMen wast
Zij/ze wassen zich y se cortanMen snijdt
Men snijdt ze
Zij/ze laten knippen
Zij/ze schiften en rodajasPlakken
Radeermessen
Schijven finasDelicaat
Delicate
Dun
Dunne
Effen
Fijn
Fijne
Gelijk
Gelijke
Gevoelig
Gevoelige
Glad
Gladde
Iel
Iele
Kies
Kiese
Kieskeurig
Kieskeurige
Luchtig
Luchtige
Mager
Magere
Rein
Reine
Schraal
Schrale
Sluik
Sluike
Sprietig
Sprietige
Tactvol
Tactvolle
Teder
Tedere
Teer
Tere
Zonder moeilijkheden
Zuiver
Zuivere. Se metenMen plaatst
Zij/ze mengen zich
Zij/ze stappen ergens in a remojarWeken, en un bolEen bowl
Een kom
Een schaal, conDoor
Met
Per
Samen met aguaBederf!
Begiet!
Besproei!
Bevloei!
Geef water!
Giet!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bederft
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze begiet
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze besproeit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bevloeit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze geeft water
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze giet
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze lengt aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze sproeit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verdunt met water
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze watert
Leng aan!
Sproei!
Verdun met water!
Water
Water! fríaAfgekoeld
Afgekoelde
Bakt u!
Braadt u!
Frituurt u!
Fruit u!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bakt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze braadt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze frituurt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze fruit
Ik bak
Ik braad
Ik frituur
Ik fruit
Kil
Kille
Koud
Koude. MientrasTerwijl tantoDes te
Evenveel
Net zoveel
Punt
Zo
Zo groot
Zoveel
Zovele
Zozeer, se enciendeHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bloost
Men ontsteekt el hornoDe kachel
De oven a unosEen paar
Eenheden
Enen
Enig
Enige
Enkel
Enkele
Sommige
Zo'n 180º. Se untaMen besmeert bienGeluk
Goed
Goede zaak
Nu goed
Welvaart una tarteraEen taartvorm de hornoKachel
Oven con mantequillaMet boter. Se extiendeHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rekt zich
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rekt zich uit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze strekt zich uit
Men strekt uit un papel absorbenteEen absorberend papier
Een vloeipapier en la mesaDe bank
De ezel
De schraag
De stander
De stellage
De tafel
De werkbank
La mesa o un pañoEen doek
Een laken
Een stof
Een theedoek
Een weefsel limpioHelder
Heldere
Ik louter
Ik maak schoon
Ik poets
Ik reinig
Ik snoei
Ik veeg af
Ik wrijf op
Ik zuiver
Louter
Loutere
Louteren
Netto-
Opwrijven
Poetsen
Proper
Propere
Pure
Puur
Rein
Reine
Reinigen
Schone
Schoon
Schoonmaken
Snoeien
Zindelijk
Zindelijke
Zuiver
Zuivere
Zuiveren, y se vanMen gaat
Zij/ze gaan af
Zij/ze gaan weg
Zij/ze vertrekken
Zij/ze verwijderen zich colocandoBeleggend
Doend
Door te plaatsen
Leggend
Neerleggend
Neerzettend
Onderbrengend
Plaatsend
Stekend
Stellend
Stoppend
Uitzettend
Verplaatsend
Vlijend
Zettend las rodajasDe plakken
De radeermessen
De schijven de bienGeluk
Goed
Goede zaak
Nu goed
Welvaart escurridasAfgedropen
Afgegoten
Gelaten uitlekken
Uitgedropen
Uitgelekt
Uitgelekte
Uitgewrongen, paraBaart u!
Bevalt u!
Blijf staan!
Brengt u teweeg!
Brengt u voort!
Doe ophouden!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze baart
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bevalt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze blijft staan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt teweeg
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze brengt voort
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet ophouden
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt halt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt op
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze keert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze legt stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze schenkt het leven
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze slaat af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze staat stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stelt buiten werking
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stopt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stuit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet af
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stil
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zet stop
Houd aan!
Houd halt!
Houd op!
Houd stil!
Ik baar
Ik beval
Ik breng teweeg
Ik breng voort
Ik schenk het leven
Keer!
Leg stil!
Om
Om te
Schenkt u het leven!
Sla af!
Sta stil!
Stel buiten werking!
Stop!
Stuit!
Ten behoeve van
Voor
Zet af!
Zet stil!
Zet stop! secarlasHen drogen un pocoEen beetje
Een weinig
Enigszins
Nogal
Tamelijk
Wat. Se colocaHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze trekt aan
Men plaatst una capaEen jas
Een laag
Een mantel
Een pak de patatasAardappelen
Aardappels
Piepers en el fondoEigenlijk
Strikt genomen de la tarteraDe taartvorm. Se extiendeHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rekt zich
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rekt zich uit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze strekt zich uit
Men strekt uit sobreAan
Blijft u over!
Boven
Briefomslag
Couvert
Envelop
Enveloppe
Gaat u te boven!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze blijft over
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaat te boven
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze houdt over
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is in overvloed
aanwezig
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is te veel
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze overtreft
Houdt u over!
Ik ben in overvloed
aanwezig
Ik ben te veel
Ik blijf over
Ik ga te boven
Ik houd over
Ik overtref
In
Is u in overvloed
aanwezig!
Is u te veel!
Met
Op
Over
Overtreft u! ellaHaar
Ze
Zij un pocoEen beetje
Een weinig
Enigszins
Nogal
Tamelijk
Wat de nataCrème
Puikje
Room
Slagroom y se espolvoreanBestrooi ze los dosAlle twee de
Allebei
Beide
De do's quesosKazen ralladosGeraspt
Geraspte
Gestreept
Gestreepte y mezcladosDoor elkaar gegooid
Gemengd
Gemengde
Gemixt
Getemperd
Vermengd
Verward por encimaBovendien
Er bovenop. Se le añadenMen voegt er aan
toe
Men voegt eraan toe unosEen paar
Eenheden
Enen
Enig
Enige
Enkel
Enkele
Sommige
Zo'n trozosBonken
Brokken
Eindjes
Filets
Hompen
Moten
Plakken
Schijven
Sneden
Sneetjes
Sneeën
Stukjes
Stukken de mantequillaBoter
Roomboter, bienGeluk
Goed
Goede zaak
Nu goed
Welvaart repartidosBezorgd
Gedistribueerd
Rondgedeeld
Rondgegeven
Uitgedeeld
Uitgereikt
Verdeeld, y se sazonaMen brengt op smaak todoAllemaal
Alles
Compleet
Complete
De gehele hoeveelheid
De hele hoeveelheid
Gans
Ganse
Geheel
Gehele
Heel
Hele
Totaal
Totale
Vol
Volkomen
Volslagen
Volle de salGa af!
Ga buiten!
Ga naar buiten!
Ga op weg!
Ga uit!
Ga weg!
Kom er mee weg!
Kom uit!
Loop uit!
Rijd af!
Rijd uit!
Rijd weg!
Stap op!
Stap uit!
Start!
Stijg uit!
Tijg!
Treed uit!
Vaar uit!
Verschijn!
Vertrek!
Zout y pimientaPeper. De nuevoAlweer
Nogmaals
Opnieuw
Van voren af aan
Weder
Wederom
Weer, se poneDoet erbij
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet op
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze kleedt zich aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze smeert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze smeert in
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stelt zich aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze trekt aan
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze wordt
Men legt
Men plaatst
Wordt gedaan otraAnder
Andere
Nog een
Nog één capaCastreer!
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze castreert
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze ontmant
Jas
Laag
Mantel
Ontman!
Pak de un pocoEen beetje
Een weinig
Enigszins
Nogal
Tamelijk
Wat de nataCrème
Puikje
Room
Slagroom, etcEnzovoorts, , asíAldus
Dan
Dermate
Dus
Ik greep
Ik greep aan
Ik greep vast
Ik nam
Ik nam beet
Ik pakte
Ik pakte aan
Ik pakte beet
Ik raapte op
Ik vatte
Ik vatte aan
Zo
Zodanig hastaJa zelfs
Tot
Tot aan
Tot zelfs
Zelfs completarAanvullen
Afmaken
Bijwerken
Completeren
Voleinden 33
Drie capasJassen
Jij/je castreert
Jij/je ontmant
Lagen
Mantels
Pakken, dejandoAchterlatend
In de steek latend
Latend
Latend begaan
Latend schieten
Legaterend
Lenend
Loslatend
Nalatend
Opleverend
Overlatend
Toestaand
Toevertrouwend
Verlatend
Vermakend
Verzuimend
Zich verlatend van la superiorBeter
Betere
Boven-
Bovenste
Hoger
Hogere
Opperste
Superieur
Superieure conDoor
Met
Per
Samen met queso ralladoGeraspte kaas.
Se mete al hornoMen plaats in de
oven, dondeBij
Waar
Waaraan
Waarheen
Waarin tiene queHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze behoort
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze dient
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze hoort
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze moet estarLiggen
Zich bevinden
Zijn
Zitten una horaEen tijd
Een uur aproximadamenteCirca
Een stuk of
Ongeveer
Plusminus
Zowat, para queOpdat
Zodat se haganZich vormen
Zij/ze raken
Zij/ze worden bienGeluk
Goed
Goede zaak
Nu goed
Welvaart las patatasDe aardappelen
De aardappels
De piepers. SiAls
Indien
Ingeval
Of
Op de manier van
Op de wijze van
Terwijl
Wanneer
Zoals la capaDe jas
De laag
De mantel superiorBeter
Betere
Boven-
Bovenste
Hoger
Hogere
Opperste
Superieur
Superieure se doraHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze wordt bruin
Men bruint antes deAlvorens te
Voor tiempoPoos
Tijd
Weder
Weer
Weersomstandigheden
Werkwoordstijd, se puedeMen kan cubrirAanzuiveren
Bedekken
Beleggen
Beschermen
Dekken
Toedekken la tarteraDe taartvorm, a mitadHelft de cocciónBakken
Koken, conDoor
Met
Per
Samen met papel de aluminioAlufolie. Se sirveHij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze bedient zich
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gebruikt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gelieft
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze is zo goed
om te
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze schenkt zichzelf in
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze tast toe
Men dient op en la mismaEigen
Zelf
Zelfde
Zelve tarteraTaartvorm de hornoKachel
Oven, muyBijster
Bijzonder
Erg
Heel
Terdege
Zeer calienteGloeiend
Gloeiende
Heet
Hete
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze stookt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verhit
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze verwarmt
Hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze warmt
Ik stook
Ik verhit
Ik verwarm
Ik warm
Smoorheet
Smoorhete
Snikheet
Snikhete
Stookt u!
Verhit u!
Verwarmt u!
Warm
Warme
Warmt u!.
De los siguientes palabras hay una foto:
Agua Pimienta Tartera