Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

Ga naar woordenboek Nederlands-Spaans; Ir a diccionario holandés-español.

Klik op de eerste letter van het gezochte Spaanse woord uit de rij aangeduid met 1e. Indien de rij met 2e, 3e, 4e etc. aanwezig is, kies dan ook de tweede, derde, vierde ... letter.
Elija el primer carácter de la palabra española buscada de la fila indicada con 1e. Cuando también hay una fila indicada con 2e, 3e, 4e, etc. elija el segundo, tercer, cuarto ... carácter.

Laatst gewijzigd: 16 Jan 2020 ; última actualización: 16 Jan 2020.

Que agradable es vivir en Tenerife

1e 0‑9 A B C D E F G H I J K L M N Ñ O P Q R S T U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a c e h i l o rs u vwy

3e -ab c de g hi j klm n oñ pr s t u v wxy

4e _ c d

<-- Vorige/ Anterior palabras comenzando con
woorden beginnend met LEU Volgende/ Siguiente -->

Spaans/español Nederlands/holandés

leu"leu moldavo":
locución sustantiva
La moneda (divisa) de Moldavia que tiene, por la normativa ISO 4217, el código de tres letras: MDL.

Haga clic para artículo en Wikipedia posiblemente relacionado sobre 'leu'
moldavo
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'moldavo'
, el  w Moldavische leuzelfstandig naamwoordsvorm zn
De valuta van Moldavië die volgens norm ISO 4217 wordt aangeduid met de drieletterige valutacode: MDL.

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Moldavië').
, de  wn  we  w
leu"leu rumano":
locución sustantiva
La moneda (divisa) de Rumania que tiene, por la normativa ISO 4217, el código de tres letras: RON.

Haga clic para artículo en Wikipedia posiblemente relacionado sobre 'leu'
rumano
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'rumano'
, el  w Roemeense leuzelfstandig naamwoordsvorm zn
De valuta van Roemenië die volgens norm ISO 4217 wordt aangeduid met de drieletterige valutacode: RON.

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Roemenië').
, de  wn  we  w
LeucasNombre (o por antonomasia)
  w Lefkadaeigennaam (of antonomasie) en
  w
leucemiasustantivo
(sustantivo). Enfermedad maligna de la sangre, caracterizada por la producción de células sanguíneas atípicas, aumento de leucocitos o glóbulos blancos en la sangre y la hipertrofia de los órganos linfoides (bazo, glanglios linfáticos y médula ósea) con hemorragias, anemia y cansancio.

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leucemia'
, la  we  wn  w leukemiezelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: leu·ke·mie

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.
, de  wn  w
leucinasustantivo
  we  w leucinezelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: leu·ci·ne
  wn  w
leucitasustantivo
  w leucietzelfstandig naamwoord zn
  w
leucoagaricus"leucoagaricus leucothites":
locución sustantiva
Nombres científicos son: Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites

Haga clic para artículo en Wikipedia posiblemente relacionado sobre 'leucoagaricus'
leucothites   F  spalabras relacionadas:
---------------------
Lepiota blanca
Lepiota naucina
Lepiota pudica  f blanke champignonparasolzelfstandig naamwoordsvorm zn
Latijnse plantennamen zijn: Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites
, de  F  f
blanke parasolzwamzelfstandig naamwoordsvorm zn
Lettergrepen: blan·ke pa·ra·sol·zwam
Latijnse plantennamen zijn: Lepiota leucothites, Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites
  F  f
lepiota naucinazelfstandig naamwoordsvorm zn
Latijnse plantennamen zijn: Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites
  F  f
lepiota pudicazelfstandig naamwoordsvorm zn
Latijnse plantennamen zijn: Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites
  F  f
leucoagaricus leucothiteszelfstandig naamwoordsvorm zn
Latijnse plantennamen zijn: Lepiota naucina, Lepiota pudica, Leucoagaricus leucothites
  F  f
leucocitaria adjetivo femenino singular de la palabra: leucocitario
  spalabras relacionadas:
---------------------
Leucocitario leukocyten-bijvoeglijk naamwoord bn

leucocitario adjetivo masculino singular
  spalabras relacionadas:
---------------------
Leucocitaria leukocyten-bijvoeglijk naamwoord bn

leucocitosustantivo
(sustantivo). Tipo de célula de la sangre, incolora, esférica, que forma parte de los sistemas de defensa celular e inmunológico del organismo.

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leucocito'
, el  we  w witte bloedlichaampjezelfstandig naamwoordsvorm zn
Lettergrepen: wit·te bloed·li·chaam·pje
, het  w
leucodistrofiasustantivo
  w leukodystrofiezelfstandig naamwoord zn
, de  w
leucofanitasustantivo
  w leucofaanzelfstandig naamwoord zn
  w
leucopeniasustantivo

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leucopenia'
, la  w leukopeniezelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: leu·ko·pe·nie
, de  wn  w
leucoplastosustantivo
Plural es: leucoplastos
  w leukoplastzelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: leu·ko·plast
Meervoud is: leukoplasten

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.
, de/hetBij dit zelfstandig naamwoord kan men als lidwoord naar believen 'de' of 'het' gebruiken.  wn  w
leucoplastos sustantivo plural de la palabra: leucoplasto
  we  w leukoplastenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: leukoplast
Lettergrepen: leu·ko·plas·ten

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Leukoplast').
, de  wn  w
leucorreasustantivo

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leucorrea'
, la  w witte vloedzelfstandig naamwoordsvorm zn
Lettergrepen: wit·te vloed
, de  w
leudatercera persona singular presente de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leude hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rijst (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

¡leuda!imperativo singular del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
¡Leudad! rijs (beslag en deeg)!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudabatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudara
Leudase
Leudé
Leudó hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rees (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudara
Leudase
Leudé
Leudó ik rees (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudabaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudarais
Leudaseis
Leudasteis jullie rezen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudábamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudamos
Leudáramos
Leudásemos wij/we rezen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudabantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaran
Leudaron
Leudasen zij/ze rezen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudabassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaras
Leudases
Leudaste jij/je rees (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

¡leudad!imperativo plural del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
¡Leuda! rijs (beslag en deeg)!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudadaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudadas
Leudado
Leudados gerezen (beslag en deeg)onregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudadasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudada
Leudado
Leudados gerezen (beslag en deeg)onregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudadoparticipio pasado del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudada
Leudadas
Leudados gerezen (beslag en deeg)onregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudadosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudada
Leudadas
Leudado gerezen (beslag en deeg)onregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudáissegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudéis jullie rijzen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudamosprimera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudábamos
Leudáramos
Leudásemos
Leudemos wij/we rezen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona plural presente de indicativo del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudábamos
Leudáramos
Leudásemos
Leudemos wij/we rijzen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudantercera persona plural presente de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leuden zij/ze rijzen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudandogerundio del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we rijzend (beslag en deeg)onvoltooid deelwoord van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudantsustantivo
  w rijsmiddelzelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: rijs·mid·del

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.
, het  wn  w
leudarinfinitivo de un verbo

Dicho de una masa: fermentar con la levadura.

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  ci
conjugaciones del INDICATIVO
Presente Préterito indefinido
Leudo Leudé
Leudas Leudaste
Leuda Leudó
Leudamos Leudamos
Leudáis Leudasteis
Leudan Leudaron
Futuro/Condicional Préterito imperfecto
Leudar é ía Leudaba
Leudar ás ías Leudabas
Leudar á ía Leudaba
Leudar emos íamos Leudábamos
Leudar éis íais Leudabais
Leudar án ían Leudaban
  cs
conjugaciones del SUBJUNTIVO
Presente Préterito imperfect ra
Leude Leudara
Leudes Leudaras
Leude Leudara
Leudemos Leudáramos
Leudéis Leudarais
Leuden Leudaran
Futuro Préterito imperfecto se
Leudare Leudase
Leudares Leudases
Leudare Leudase
Leudáremos Leudásemos
Leudareis Leudaseis
Leudaren Leudasen
  cp
conjugaciones del IMPERATIVO
afirmativo negativo
Leuda (tú) No leudes
Leude (usted) No leude
Leudemos (nosotros) No leudemos
Leudad (vosotros) No leudéis
Leuden (ustedes) No leuden
Formas impersonales
participio pasado     Gerundio
Leudado Leudando
rijzen (beslag en deeg)werkwoordsvorm ww
Verbuiging:
rijzen (beslag en deeg) - rees (beslag en deeg) - gerezen (beslag en deeg)

leudaratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudase
Leudé
Leudó hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rees (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudase
Leudé
Leudó ik rees (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudare hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal rijzen (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabais
Leudaseis
Leudasteis jullie rezen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudáramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudábamos
Leudamos
Leudásemos wij/we rezen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaban
Leudaron
Leudasen zij/ze rezen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaren zij/ze zullen rijzen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabas
Leudases
Leudaste jij/je rees (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudares jij/je zal rijzen (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudará
Leudaré hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal rijzen (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudará
Leudaré ik zal rijzen (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaréprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudare ik zal rijzen (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudareissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaréis jullie zullen rijzen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaréissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudareis jullie zullen rijzen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaremosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudáremos wij/we zullen rijzen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudáremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaremos wij/we zullen rijzen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudarán zij/ze zullen rijzen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudarás jij/je zal rijzen (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaríatercera persona singular condicional del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou rijzen (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona singular condicional del verbo 'leudar'
  we ik zou rijzen (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaríaissegunda persona plural condicional del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we jullie zouden rijzen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaríamosprimera persona plural condicional del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we wij/we zouden rijzen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaríantercera persona plural condicional del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we zij/ze zouden rijzen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaríassegunda persona singular condicional del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we jij/je zou rijzen (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudarontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaban
Leudaran
Leudasen zij/ze rezen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudassegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudes jij/je rijst (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudasetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudara
Leudé
Leudó hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rees (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudara
Leudé
Leudó ik rees (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudaseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabais
Leudarais
Leudasteis jullie rezen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudásemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudábamos
Leudamos
Leudáramos wij/we rezen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudasentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaban
Leudaran
Leudaron zij/ze rezen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudasessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabas
Leudaras
Leudaste jij/je rees (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudastesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabas
Leudaras
Leudases jij/je rees (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudasteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudabais
Leudarais
Leudaseis jullie rezen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudeprimera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leuda
Leudo ik rijs (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

  _tercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leuda
Leudo hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rijst (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudéprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudara
Leudase ik rees (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

¡leude!imperativo singular del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
¡Leuden! rijst u (beslag en deeg)!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudéissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudáis jullie rijzen (beslag en deeg)tweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudemosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudamos wij/we rijzen (beslag en deeg)eerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

¡leudemos!imperativo plural del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
laten we rijzen (beslag en deeg)gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudentercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudan zij/ze rijzen (beslag en deeg)derde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

¡leuden!imperativo plural del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
¡Leude! rijst u (beslag en deeg)!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudessegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudas jij/je rijst (beslag en deeg)tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudoprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leude ik rijs (beslag en deeg)eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

leudótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'leudar'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'leudar'
  we  spalabras relacionadas:
---------------------
Leudaba
Leudara
Leudase hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze rees (beslag en deeg)derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'rijzen (beslag en deeg)'

1e 0‑9 A B C D E F G H I J K L M N Ñ O P Q R S T U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a c e h i l o rs u vwy

3e -ab c de g hi j klm n oñ pr s t u v wxy

4e _ c d

<-- Vorige/ Anterior palabras comenzando con
woorden beginnend met LEU Volgende/ Siguiente -->