Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

1e

0‑9

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

Ñ

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

ß

2e

0‑9

a

b

e

i

jln

o

t

u

y

3e

_

a

c

d

e

gi

j

kl

m

n

oñq

r

s

t

ux

z

4e

ac

d

ef

g

-

s

t

u

5e

hi

ia

in

is

lo

o

om

on

op

or

os

<-- Vorige/ Anterior

palabras de woorden van

MENHIR ..... MENOSz

Volgende/ Siguiente -->

	Spaans/español		Nederlands/holandés
	menhirsustantivo Plural es: menhires (sustantivo). Monumento megalítico, formado por una gran piedra vertical clavada en el suelo. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menhir' , el  we  w		menhirzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: men·hir Meervoud is: menhirs Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	menhiressustantivo plural de la palabra: menhir (sustantivo). Monumento megalítico, formado por una gran piedra vertical clavada en el suelo. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menhir' , los  w		menhirsMeervoud van het zelfstandig naamwoord: menhir Lettergrepen: men·hirs Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Menhir'). , de  wn  w
	MeniaNombre (o por antonomasia)   w		Minyaeigennaam (of antonomasie) en   w
	meningesustantivo Plural es: meninges (sustantivo). Cada una de las tres membranas que envuelven el encéfalo y la médula espinal. FAM. Meningitis. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'meninge' , la  we  w		hersenvlieszelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: her·sen·vlies Meervoud is: hersenvliezen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , het  wn  w
	meningessustantivo plural de la palabra: meninge (sustantivo). Cada una de las tres membranas que envuelven el encéfalo y la médula espinal. FAM. Meningitis. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'meninge' , las  w		hersenvliezenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: hersenvlies Lettergrepen: her·sen·vlie·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Hersenvlies'). , de  wn  w
	meningiomasustantivo   wn  w		meningeoomzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·nin·ge·oom   wn  w
	meningitissustantivo (sustantivo). Inflamación de las meninges y trastornos psicosomáticos que se derivan de ella. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'meningitis' , la  we  wn  w		hersenvliesontstekingzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: her·sen·vlies·ont·ste·king Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	meningococosustantivo Plural es: meningococos Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'meningococo' , el  w		meningokokzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·nin·go·kok Meervoud is: meningokokken Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	meningococossustantivo plural de la palabra: meningococo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'meningococo'   we  w		meningokokkenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: meningokok Lettergrepen: me·nin·go·kok·ken Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Meningokok'). , de  w
	meniscosustantivo Plural es: meniscos Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menisco' , el  we  w		meniscuszelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·nis·cus Meervoud is: meniscussen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  we  w
	meniscossustantivo plural de la palabra: menisco Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menisco' , los  we  w		meniscussenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: meniscus Lettergrepen: me·nis·cus·sen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Meniscus'). , de  wn  w
	Menlo"Menlo Park": Nombre (o por antonomasia) ciudad del O del estado de California (Estados Unidos), a 37 km al SE de San Francisco. Haga clic para artículo en Wikipedia posiblemente relacionado sobre 'Menlo'   Park Haga clic para artículo en Wikipedia posiblemente relacionado sobre 'Park'   w		Menlo Parkeigennaam (of antonomasie) en   w
	MenoNombre (o por antonomasia) (el antiguo Moenus; alemán Main), río del centro de Alemania, de 490 km; fluye hacia el O, pasa por Francfort y desemboca en el Rin.   w  spalabras relacionadas: --------------------- Río meno		Maineigennaam (of antonomasie) en   w
	MenomineeNombre (o por antonomasia) (pronunciación local: /menámini/), río del NE del estado de Wisconsin (Estados Unidos), de 200 km; fluye hacia el SE y desemboca en la Bahía Green.   w		Menomineeeigennaam (of antonomasie) en   w
	menonitasustantivo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menonita'   w		mennonietenzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: men·no·nie·ten , de  wn  w
	menopausiasustantivo Plural es: menopausias (sustantivo). Período en la vida de la mujer en el que cesa la menstruación de modo definitivo. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menopausia' , la  we  wn  w		menopauzezelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·no·pau·ze Meervouden zijn: menopauzen, menopauzes Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	menopausiassustantivo plural de la palabra: menopausia (sustantivo). Período en la vida de la mujer en el que cesa la menstruación de modo definitivo. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menopausia' , las  we  w		menopauzenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: menopauze Lettergrepen: me·no·pau·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Menopauze'). , de  wn  w
			menopauzesMeervoud van het zelfstandig naamwoord: menopauze Lettergrepen: me·no·pau·zes Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Menopauze'). , de  wn  w
	menorsustantivo Plural es: menores Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menor' , el  we  wn  w	1.	jongstezelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: jong·ste Meervoud is: jongsten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn
		2.	jongerezelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: jon·ge·re Meervoud is: jongeren Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	menoradjetivo singular Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menor'   we  wn  w  spalabras relacionadas: --------------------- Menores	1.	jongerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: jon·ger   wn
		2.	kleinerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: klei·ner   wn  w
		3.	minstebijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: min·ste Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
		4.	jongerebijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: jon·ge·re Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
		5Inferior.	lagerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: la·ger Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
	menor de edad"menor de edad": locución sustantiva 1. loc. adj. Dicho de una persona: Que todavía se halla en la menor edad. U. t. c. loc. sust. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la expresión 'menor de edad' que está descrito en la palabra 'edad'   w		minderjarigezelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: min·der·ja·ri·ge , de  wn  w
	menorásustantivo   we  w		menorazelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·no·ra Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
			menourezelfstandig naamwoord zn   w
	MenorcaNombre (o por antonomasia) isla española, la segunda en tamaño del grupo de las Islas Baleares, en el O del Mar Mediterráneo, a 40 km al NE de Mallorca; 690 km; capital: Mahón. Gentilicio: menorquin.   we  w		Minorcaeigennaam (of antonomasie) en   w
	menoressustantivo plural de la palabra: menor Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menor' , los  we  w	1.	jongstenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: jongste Lettergrepen: jong·sten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Jongste'). , de
		2.	jongerenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: jongere Lettergrepen: jon·ge·ren Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Jongere'). , de  wn  w
	menoresadjetivo plural de la palabra: menor Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menor'   we  w  spalabras relacionadas: --------------------- Menor	1Menor.	jongerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: jon·ger   wn
		2Menor.	kleinerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: klei·ner   wn  w
		3Menor.	minstebijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: min·ste Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
		4Menor.	jongerebijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: jon·ge·re Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
		5Inferior Menor.	lagerbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: la·ger Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
	menorragiasustantivo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menorragia' , la  w		menorragiezelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: me·nor·ra·gie Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	menossustantivo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menos' , el  we  wn  w		minzelfstandig naamwoord zn Één lettergreep Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
			minuszelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: mi·nus Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , het  wn  w
	menosadverbio (adverbio, adverbial, conjunción, conjuntivo, -a). A excepción de, sin, fuera de [no tengo nada que hacer e. ir de compras]. FAM. Exceptuar. Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menos'   we  wn  w  spalabras relacionadas: --------------------- Excepto	1Excepto.	behalvebijwoord bw Lettergrepen: be·hal·ve Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
			bij uitzonderingbijwoordsvorm bw Lettergrepen: bij uit·zon·de·ring
			op ... nabijwoordsvorm bw
			uitgezonderdbijwoord bw Lettergrepen: uit·ge·zon·derd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
	_adverbio   we  wn  w	2Inferior.	minderbijwoord bw Lettergrepen: min·der Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
		3.	minstbijwoord bw Één lettergreep Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
	menos"menos y menos": locución adverbial Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menos'   y Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'y'   menos Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menos'		minder en minderbijwoordsvorm bw Lettergrepen: min·der en min·der
			steeds minderbijwoordsvorm bw Lettergrepen: steeds min·der
	menospreciatercera persona singular presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrece Aborrezca Desprecia Desprecie Menosprecie		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	¡menosprecia!imperativo singular del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Aborrece! ¡Aborreced! ¡Desprecia! ¡Despreciad! ¡Menospreciad!		minacht!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'minachten' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciabatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciara Menospreciase Menosprecié Menospreció		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciara Menospreciase Menosprecié Menospreció		ik minachtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciabaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíais Aborrecierais Aborrecieseis Aborrecisteis Despreciabais Despreciarais Despreciaseis Despreciasteis Menospreciarais Menospreciaseis Menospreciasteis		jullie minachttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·acht·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciábamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíamos Aborreciéramos Aborreciésemos Aborrecimos Despreciábamos Despreciamos Despreciáramos Despreciásemos Menospreciamos Menospreciáramos Menospreciásemos		wij/we minachtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciabantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecían Aborrecieran Aborrecieron Aborreciesen Despreciaban Despreciaran Despreciaron Despreciasen Menospreciaran Menospreciaron Menospreciasen		zij/ze minachttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciabassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecías Aborrecieras Aborrecieses Aborreciste Despreciabas Despreciaras Despreciases Despreciaste Menospreciaras Menospreciases Menospreciaste		jij/je minachttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	¡menospreciad!imperativo plural del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Aborrece! ¡Aborreced! ¡Desprecia! ¡Despreciad! ¡Menosprecia!		minacht!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'minachten' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciadaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecida Aborrecidas Aborrecido Aborrecidos Despreciada Despreciadas Despreciado Despreciados Menospreciadas Menospreciado Menospreciados		geminachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ge·min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciadasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecida Aborrecidas Aborrecido Aborrecidos Despreciada Despreciadas Despreciado Despreciados Menospreciada Menospreciado Menospreciados		geminachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ge·min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciadoparticipio pasado del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecida Aborrecidas Aborrecido Aborrecidos Despreciada Despreciadas Despreciado Despreciados Menospreciada Menospreciadas Menospreciados		geminachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ge·min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciadosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecida Aborrecidas Aborrecido Aborrecidos Despreciada Despreciadas Despreciado Despreciados Menospreciada Menospreciadas Menospreciado		geminachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ge·min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciáissegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecéis Aborrezcáis Despreciáis Despreciéis Menospreciéis		jullie minachtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciamosprimera persona plural presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecemos Aborrecíamos Aborreciéramos Aborreciésemos Aborrecimos Aborrezcamos Despreciábamos Despreciamos Despreciáramos Despreciásemos Despreciemos Menospreciábamos Menospreciáramos Menospreciásemos Menospreciemos		wij/we minachteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecemos Aborrecíamos Aborreciéramos Aborreciésemos Aborrecimos Aborrezcamos Despreciábamos Despreciamos Despreciáramos Despreciásemos Despreciemos Menospreciábamos Menospreciáramos Menospreciásemos Menospreciemos		wij/we minachtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciantercera persona plural presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecen Aborrezcan Desprecian Desprecien Menosprecien		zij/ze minachtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciandogerundio del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreciendo Despreciando		minachtendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: min·ach·tend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
	menospreciarinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecer Despreciar  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Menosprecio Menosprecié Menosprecias Menospreciaste Menosprecia Menospreció Menospreciamos Menospreciamos Menospreciáis Menospreciasteis Menosprecian Menospreciaron Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Menospreciar é ía Menospreciaba Menospreciar ás ías Menospreciabas Menospreciar á ía Menospreciaba Menospreciar emos íamos Menospreciábamos Menospreciar éis íais Menospreciabais Menospreciar án ían Menospreciaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Menosprecie Menospreciara Menosprecies Menospreciaras Menosprecie Menospreciara Menospreciemos Menospreciáramos Menospreciéis Menospreciarais Menosprecien Menospreciaran Futuro Préterito imperfecto se Menospreciare Menospreciase Menospreciares Menospreciases Menospreciare Menospreciase Menospreciáremos Menospreciásemos Menospreciareis Menospreciaseis Menospreciaren Menospreciasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Menosprecia (tú) No menosprecies Menosprecie (usted) No menosprecie Menospreciemos (nosotros) No menospreciemos Menospreciad (vosotros) No menospreciéis Menosprecien (ustedes) No menosprecien Formas impersonales participio pasado     Gerundio Menospreciado Menospreciando		minachtenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: min·ach·ten In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: minachten - minachtte - geminacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn
	menospreciaratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciaba Menospreciase Menosprecié Menospreció		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciaba Menospreciase Menosprecié Menospreció		ik minachtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciarátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerá Aborreciere Despreciará Despreciare Menospreciare		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal minachtenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíais Aborrecierais Aborrecieseis Aborrecisteis Despreciabais Despreciarais Despreciaseis Despreciasteis Menospreciabais Menospreciaseis Menospreciasteis		jullie minachttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·acht·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciáramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíamos Aborreciéramos Aborreciésemos Aborrecimos Despreciábamos Despreciamos Despreciáramos Despreciásemos Menospreciábamos Menospreciamos Menospreciásemos		wij/we minachtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecían Aborrecieran Aborrecieron Aborreciesen Despreciaban Despreciaran Despreciaron Despreciasen Menospreciaban Menospreciaron Menospreciasen		zij/ze minachttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerán Aborrecieren Despreciarán Despreciaren Menospreciaren		zij/ze zullen minachtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecías Aborrecieras Aborrecieses Aborreciste Despreciabas Despreciaras Despreciases Despreciaste Menospreciabas Menospreciases Menospreciaste		jij/je minachttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerás Aborrecieres Despreciarás Despreciares Menospreciares		jij/je zal minachtentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerá Aborreceré Aborreciere Despreciará Despreciare Despreciaré Menospreciará Menospreciaré		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal minachtenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerá Aborreceré Aborreciere Despreciará Despreciare Despreciaré Menospreciará Menospreciaré		ik zal minachteneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik zal min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaréprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceré Aborreciere Despreciare Despreciaré Menospreciare		ik zal minachteneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik zal min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciareissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceréis Aborreciereis Despreciareis Despreciaréis Menospreciaréis		jullie zullen minachtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie zul·len min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaréissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceréis Aborreciereis Despreciareis Despreciaréis Menospreciareis		jullie zullen minachtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie zul·len min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaremosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceremos Aborreciéremos Despreciaremos Despreciáremos Menospreciáremos		wij/we zullen minachteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciáremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceremos Aborreciéremos Despreciaremos Despreciáremos Menospreciaremos		wij/we zullen minachteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerán Aborrecieren Despreciarán Despreciaren Menospreciarán		zij/ze zullen minachtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerás Aborrecieres Despreciarás Despreciares Menospreciarás		jij/je zal minachtentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaríatercera persona singular condicional del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecería Despreciaría		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou minachtenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular condicional del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecería Despreciaría		ik zou minachteneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik zou min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaríaissegunda persona plural condicional del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceríais Despreciaríais		jullie zouden minachtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie zou·den min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaríamosprimera persona plural condicional del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreceríamos Despreciaríamos		wij/we zouden minachteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaríantercera persona plural condicional del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerían Despreciarían		zij/ze zouden minachtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciaríassegunda persona singular condicional del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecerías Despreciarías		jij/je zou minachtentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciarontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecían Aborrecieran Aborrecieron Aborreciesen Despreciaban Despreciaran Despreciaron Despreciasen Menospreciaban Menospreciaran Menospreciasen		zij/ze minachttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciassegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreces Aborrezcas Desprecias Desprecies Menosprecies		jij/je minachttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciasetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciaba Menospreciara Menosprecié Menospreció		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Despreció Menospreciaba Menospreciara Menosprecié Menospreció		ik minachtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciaseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíais Aborrecierais Aborrecieseis Aborrecisteis Despreciabais Despreciarais Despreciaseis Despreciasteis Menospreciabais Menospreciarais Menospreciasteis		jullie minachttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·acht·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciásemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíamos Aborreciéramos Aborreciésemos Aborrecimos Despreciábamos Despreciamos Despreciáramos Despreciásemos Menospreciábamos Menospreciamos Menospreciáramos		wij/we minachtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciasentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecían Aborrecieran Aborrecieron Aborreciesen Despreciaban Despreciaran Despreciaron Despreciasen Menospreciaban Menospreciaran Menospreciaron		zij/ze minachttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciasessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecías Aborrecieras Aborrecieses Aborreciste Despreciabas Despreciaras Despreciases Despreciaste Menospreciabas Menospreciaras Menospreciaste		jij/je minachttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciastesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecías Aborrecieras Aborrecieses Aborreciste Despreciabas Despreciaras Despreciases Despreciaste Menospreciabas Menospreciaras Menospreciases		jij/je minachttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menospreciasteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecíais Aborrecierais Aborrecieseis Aborrecisteis Despreciabais Despreciarais Despreciaseis Despreciasteis Menospreciabais Menospreciarais Menospreciaseis		jullie minachttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·acht·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menosprecietercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrece Aborrezca Aborrezco Desprecia Desprecie Desprecio Menosprecia Menosprecio		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	_primera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrece Aborrezca Aborrezco Desprecia Desprecie Desprecio Menosprecia Menosprecio		ik minachteerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciéprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecí Aborrecía Aborreciera Aborreciese Despreciaba Despreciara Despreciase Desprecié Menospreciaba Menospreciara Menospreciase		ik minachtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	¡menosprecie!imperativo singular del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Aborrezca! ¡Aborrezcan! ¡Desprecie! ¡Desprecien! ¡Menosprecien!		minacht u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'minachten' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciéissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecéis Aborrezcáis Despreciáis Despreciéis Menospreciáis		jullie minachtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: jul·lie min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciemosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecemos Aborrezcamos Despreciamos Despreciemos Menospreciamos		wij/we minachteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	¡menospreciemos!imperativo plural del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Aborrezcamos! ¡Despreciemos!		laten we minachtengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: la·ten we min·ach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menosprecientercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecen Aborrezcan Desprecian Desprecien Menosprecian		zij/ze minachtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	¡menosprecien!imperativo plural del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Aborrezca! ¡Aborrezcan! ¡Desprecie! ¡Desprecien! ¡Menosprecie!		minacht u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'minachten' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciessegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborreces Aborrezcas Desprecias Desprecies Menosprecias		jij/je minachttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'minachten'
	menosprecioprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrezca Aborrezco Desprecie Desprecio Menosprecie		ik minachteerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten' Lettergrepen: ik min·acht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Minachten').   wn
	menospreciótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'menospreciar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'menospreciar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Aborrecía Aborreciera Aborreciese Aborreció Despreciaba Despreciara Despreciase Despreció Menospreciaba Menospreciara Menospreciase		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze minachttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'minachten'

1e

0‑9

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

Ñ

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

ß

2e

0‑9

a

b

e

i

jln

o

t

u

y

3e

_

a

c

d

e

gi

j

kl

m

n

oñq

r

s

t

ux

z

4e

ac

d

ef

g

-

s

t

u

5e

hi

ia

in

is

lo

o

om

on

op

or

os

<-- Vorige/ Anterior

palabras de woorden van

MENHIR ..... MENOSz

Volgende/ Siguiente -->

arriba