Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

1e

0‑9

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

Ñ

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

ß

2e

0‑9

a

bc

e

fgh

i

jklmn

o

pqr

t

u

vwyz

3e

a

b

c

d

f

ghij

l

m

n

oñ

p

r

s

t

uvw

y

4e

_

ac

d

ei

o

r

5e

e

i

o

<-- Vorige/ Anterior

palabras comenzando con woorden beginnend met

SONR

Volgende/ Siguiente -->

	Spaans/español		Nederlands/holandés
	sonreíprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreía Sonriera Sonriese		ik glimlachteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreí"sonreí a": primera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreía a Sonriera a Sonriese a		ik glimlachte naareerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach·te naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreíatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonriera Sonriese Sonrió		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonriera Sonriese Sonrió		ik glimlachteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreía"sonreía a": tercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonriera a Sonriese a Sonrió a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachte naarderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonreía a": primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonriera a Sonriese a Sonrió a		ik glimlachte naareerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach·te naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreíaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreísteis Sonrierais Sonrieseis		jullie glimlachtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreíais"sonreíais a": segunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreísteis a Sonrierais a Sonrieseis a		jullie glimlachten naartweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreíamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreímos Sonriéramos Sonriésemos		wij/we glimlachteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreíamos"sonreíamos a": primera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreímos a Sonriéramos a Sonriésemos a		wij/we glimlachten naareerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreíantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieran Sonrieron Sonriesen		zij/ze glimlachtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreían"sonreían a": tercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieran a Sonrieron a Sonriesen a		zij/ze glimlachten naarderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreíassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíste Sonrieras Sonrieses		jij/je glimlachtetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreías"sonreías a": segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíste a Sonrieras a Sonrieses a		jij/je glimlachte naartweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	¡sonreíd!imperativo plural del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonríe!		glimlach!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	¡sonreíd"¡sonreíd a!": imperativo plural del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a! Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonríe a!		glimlach naar!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen naar' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreídaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreídas Sonreído Sonreídos		geglimlachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ge·glim·lacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreídasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreída Sonreído Sonreídos		geglimlachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ge·glim·lacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreídoparticipio pasado del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreída Sonreídas Sonreídos		geglimlachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ge·glim·lacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreído"sonreído a": participio pasado del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		geglimlacht naarregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ge·glim·lacht naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreídosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreída Sonreídas Sonreído		geglimlachtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ge·glim·lacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreímosprimera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos Sonriamos Sonriéramos Sonriésemos		wij/we glimlacheneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos Sonriamos Sonriéramos Sonriésemos		wij/we glimlachteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreímos"sonreímos a": primera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos a Sonriamos a Sonriéramos a Sonriésemos a		wij/we glimlachen naareerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonreímos a": primera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos a Sonriamos a Sonriéramos a Sonriésemos a		wij/we glimlachten naareerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreírinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  w  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Sonrío Sonreí Sonríes Sonreíste Sonríe Sonrió Sonreímos Sonreímos Sonreís Sonreísteis Sonríen Sonrieron Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Sonreir é ía Sonreía Sonreir ás ías Sonreías Sonreir á ía Sonreía Sonreir emos íamos Sonreíamos Sonreir éis íais Sonreíais Sonreir án ían Sonreían   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Sonría Sonriera Sonrías Sonrieras Sonría Sonriera Sonriamos Sonriéramos Sonriáis Sonrierais Sonrían Sonrieran Futuro Préterito imperfecto se Sonriere Sonriese Sonrieres Sonrieses Sonriere Sonriese Sonriéremos Sonriésemos Sonriereis Sonrieseis Sonrieren Sonriesen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Sonríe (tú) No sonrías Sonría (usted) No sonría Sonriamos (nosotros) No sonriamos Sonreíd (vosotros) No sonriáis Sonrían (ustedes) No sonrían Formas impersonales participio pasado     Gerundio Sonreído Sonriendo		glimlachenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: glim·la·chen In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: glimlachen - glimlachte - geglimlacht Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
	sonreír"sonreír a": locución verbal Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		glimlachen naarwerkwoordsvorm ww Lettergrepen: glim·la·chen naar Verbuiging: glimlachen naar - glimlachte naar - geglimlacht naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreirátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriere		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal glimlachenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreirá"sonreirá a": tercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonriere a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal glimlachen naarderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreirántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieren		zij/ze zullen glimlachenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreirán"sonreirán a": tercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieren a		zij/ze zullen glimlachen naarderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreirássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieres		jij/je zal glimlachentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreirás"sonreirás a": segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonrieres a		jij/je zal glimlachen naartweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreiréprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriere		ik zal glimlacheneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik zal glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreiré"sonreiré a": primera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonriere a		ik zal glimlachen naareerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik zal glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreiréissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriereis		jullie zullen glimlachentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie zul·len glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreiréis"sonreiréis a": segunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonriereis a		jullie zullen glimlachen naartweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie zul·len glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreiremosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriéremos		wij/we zullen glimlacheneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreiremos"sonreiremos a": primera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonriéremos a		wij/we zullen glimlachen naareerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreiríatercera persona singular condicional del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou glimlachenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular condicional del verbo 'sonreír'   we  wn		ik zou glimlacheneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik zou glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreiría"sonreiría a": tercera persona singular condicional del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou glimlachen naarderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonreiría a": primera persona singular condicional del verbo 'sonreír a'		ik zou glimlachen naareerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik zou glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreiríaissegunda persona plural condicional del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		jullie zouden glimlachentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie zou·den glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreiríais"sonreiríais a": segunda persona plural condicional del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		jullie zouden glimlachen naartweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie zou·den glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreiríamosprimera persona plural condicional del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		wij/we zouden glimlacheneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreiríamos"sonreiríamos a": primera persona plural condicional del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		wij/we zouden glimlachen naareerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreiríantercera persona plural condicional del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		zij/ze zouden glimlachenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreirían"sonreirían a": tercera persona plural condicional del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		zij/ze zouden glimlachen naarderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreiríassegunda persona singular condicional del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		jij/je zou glimlachentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreirías"sonreirías a": segunda persona singular condicional del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		jij/je zou glimlachen naartweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreíssegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriáis		jullie glimlachentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreís"sonreís a": segunda persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonriáis a		jullie glimlachen naartweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonreístesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías Sonrieras Sonrieses		jij/je glimlachtetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonreíste"sonreíste a": segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías a Sonrieras a Sonrieses a		jij/je glimlachte naartweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonreísteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais Sonrierais Sonrieseis		jullie glimlachtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonreísteis"sonreísteis a": segunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais a Sonrierais a Sonrieseis a		jullie glimlachten naartweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonríatercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonríe Sonrío		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonríe Sonrío		ik glimlacheerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	¡sonría!imperativo singular del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonrían!		glimlacht u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'glimlachen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonría"sonría a": primera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonríe a Sonrío a		ik glimlach naareerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	_"sonría a": tercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonríe a Sonrío a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlacht naarderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	¡sonría"¡sonría a!": imperativo singular del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a! Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonrían a!		glimlacht u naar!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'glimlachen naar' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriáissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreís		jullie glimlachentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriáis"sonriáis a": segunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreís a		jullie glimlachen naartweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriamosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreímos		wij/we glimlacheneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	¡sonriamos!imperativo plural del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'		laten we glimlachengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: la·ten we glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriamos"sonriamos a": primera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreímos a		wij/we glimlachen naareerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	¡sonriamos"¡sonriamos a!": imperativo plural del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a! Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		laten we glimlachen naargebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: la·ten we glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonríantercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonríen		zij/ze glimlachenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	¡sonrían!imperativo plural del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonría!		glimlacht u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrían"sonrían a": tercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonríen a		zij/ze glimlachen naarderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	¡sonrían"¡sonrían a!": imperativo plural del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a! Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonría a!		glimlacht u naar!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'glimlachen naar' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonríassegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonríes		jij/je glimlachttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrías"sonrías a": segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonríes a		jij/je glimlacht naartweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonríetercera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonría		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	¡sonríe!imperativo singular del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonreíd!		glimlach!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'glimlachen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonríe"sonríe a": tercera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonría a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlacht naarderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	¡sonríe"¡sonríe a!": imperativo singular del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a! Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Sonreíd a!		glimlach naar!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'glimlachen naar' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonríentercera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrían		zij/ze glimlachenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonríen"sonríen a": tercera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonrían a		zij/ze glimlachen naarderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonriendogerundio del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn		glimlachendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: glim·la·chend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriendo"sonriendo a": gerundio del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'		glimlachend naaronvoltooid deelwoord van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: glim·la·chend naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonrienteadjetivo singular Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonriente'   we  w  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrientes		glimlachendbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: glim·la·chend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
			glimlachendeVerbuiging van het bijvoeglijk naamwoord: Glimlachend Lettergrepen: glim·la·chen·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrientesadjetivo plural de la palabra: sonriente Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonriente'   we  w  spalabras relacionadas: --------------------- Sonriente		glimlachendbijvoeglijk naamwoord bn Lettergrepen: glim·la·chend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
			glimlachendeVerbuiging van het bijvoeglijk naamwoord: Glimlachend Lettergrepen: glim·la·chen·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrieratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonreía Sonriese Sonrió		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonreía Sonriese Sonrió		ik glimlachteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriera"sonriera a": tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonreía a Sonriese a Sonrió a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachte naarderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonriera a": primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonreía a Sonriese a Sonrió a		ik glimlachte naareerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach·te naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonrieraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais Sonreísteis Sonrieseis		jullie glimlachtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrierais"sonrierais a": segunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais a Sonreísteis a Sonrieseis a		jullie glimlachten naartweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriéramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos Sonreímos Sonriésemos		wij/we glimlachteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonriéramos"sonriéramos a": primera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos a Sonreímos a Sonriésemos a		wij/we glimlachten naareerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrierantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían Sonrieron Sonriesen		zij/ze glimlachtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieran"sonrieran a": tercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían a Sonrieron a Sonriesen a		zij/ze glimlachten naarderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrierassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías Sonreíste Sonrieses		jij/je glimlachtetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieras"sonrieras a": segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías a Sonreíste a Sonrieses a		jij/je glimlachte naartweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrieretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirá Sonreiré		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal glimlachenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirá Sonreiré		ik zal glimlacheneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik zal glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriere"sonriere a": tercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirá a Sonreiré a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal glimlachen naarderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonriere a": primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirá a Sonreiré a		ik zal glimlachen naareerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik zal glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriereissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreiréis		jullie zullen glimlachentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie zul·len glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriereis"sonriereis a": segunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreiréis a		jullie zullen glimlachen naartweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie zul·len glim·la·chen naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriéremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreiremos		wij/we zullen glimlacheneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonriéremos"sonriéremos a": primera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreiremos a		wij/we zullen glimlachen naareerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrierentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirán		zij/ze zullen glimlachenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieren"sonrieren a": tercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirán a		zij/ze zullen glimlachen naarderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrieressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirás		jij/je zal glimlachentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieres"sonrieres a": segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreirás a		jij/je zal glimlachen naartweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrierontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían Sonrieran Sonriesen		zij/ze glimlachtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieron"sonrieron a": tercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían a Sonrieran a Sonriesen a		zij/ze glimlachten naarderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonríessegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonrías		jij/je glimlachttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonríes"sonríes a": segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonrías a		jij/je glimlacht naartweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonriesetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonreía Sonriera Sonrió		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí Sonreía Sonriera Sonrió		ik glimlachteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach·te Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonriese"sonriese a": tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonreía a Sonriera a Sonrió a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachte naarderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	_"sonriese a": primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreí a Sonreía a Sonriera a Sonrió a		ik glimlachte naareerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach·te naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonrieseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais Sonreísteis Sonrierais		jullie glimlachtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrieseis"sonrieseis a": segunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíais a Sonreísteis a Sonrierais a		jullie glimlachten naartweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: jul·lie glim·lach·ten naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonriésemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos Sonreímos Sonriéramos		wij/we glimlachteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonriésemos"sonriésemos a": primera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreíamos a Sonreímos a Sonriéramos a		wij/we glimlachten naareerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonriesentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían Sonrieran Sonrieron		zij/ze glimlachtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonriesen"sonriesen a": tercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreían a Sonrieran a Sonrieron a		zij/ze glimlachten naarderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonriesessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías Sonreíste Sonrieras		jij/je glimlachtetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonrieses"sonrieses a": segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreías a Sonreíste a Sonrieras a		jij/je glimlachte naartweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonriótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonreía Sonriera Sonriese		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachtederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen'
	sonríoprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Sonría		ik glimlacheerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen' Lettergrepen: ik glim·lach Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').   wn
	sonrió"sonrió a": tercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonreía a Sonriera a Sonriese a		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze glimlachte naarderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar'
	sonrío"sonrío a": primera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonreír a' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonreír'   a Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'   spalabras relacionadas: --------------------- Sonría a		ik glimlach naareerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'glimlachen naar' Lettergrepen: ik glim·lach naar Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Glimlachen').
	sonrisasustantivo (Acción y efecto de sonreír) Esta palabra no tiene plural Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrisa' , la  we  wn  w	1.	glimlachenzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: glim·la·chen Dit woord heeft geen meervoud Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , het  wn  w
	_sustantivo Plural es: sonrisas   we  wn  w	2.	glimlachzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: glim·lach Meervoud is: glimlachen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	sonrisassustantivo plural de la palabra: sonrisa Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrisa' , las  we  w		glimlachenMeervoud van het zelfstandig naamwoord: glimlach Lettergrepen: glim·la·chen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , de  wn  w
	sonrojatercera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Sonroje Sonrojea Sonrojee		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonroja!imperativo singular del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboriza! ¡Ruborizad! ¡Sonrojad! ¡Sonrojea! ¡Sonrojead!		doe blozen!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojabatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojabaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojábamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojabantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaran Sonrojaron Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojabassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojaras Sonrojases Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojad!imperativo plural del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboriza! ¡Ruborizad! ¡Sonroja! ¡Sonrojea! ¡Sonrojead!		doe blozen!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojadaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojadas Sonrojado Sonrojados Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojadasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojado Sonrojados Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojadoparticipio pasado del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojados Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojadosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojado Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojáissegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricéis Ruborizáis Sonrojeáis Sonrojeéis Sonrojéis		jullie doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojamosprimera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos Sonrojeemos Sonrojemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos Sonrojeemos Sonrojemos		wij/we doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojantercera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricen Ruborizan Sonrojean Sonrojeen Sonrojen		zij/ze doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojandogerundio del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizando Sonrojeando		doend blozenonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: doend blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojándomegerundio del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojándonosgerundio del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojándoosgerundio del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojándosegerundio del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojándotegerundio del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	¡sonrojaos!imperativo plural del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendeos! ¡Enciéndete! ¡Ruborizaos! ¡Ruborízate! ¡Sonrójate! ¡Sonrojeaos! ¡Sonrojéate!		bloos!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojarinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizar Sonrojear  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Sonrojo Sonrojé Sonrojas Sonrojaste Sonroja Sonrojó Sonrojamos Sonrojamos Sonrojáis Sonrojasteis Sonrojan Sonrojaron Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Sonrojar é ía Sonrojaba Sonrojar ás ías Sonrojabas Sonrojar á ía Sonrojaba Sonrojar emos íamos Sonrojábamos Sonrojar éis íais Sonrojabais Sonrojar án ían Sonrojaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Sonroje Sonrojara Sonrojes Sonrojaras Sonroje Sonrojara Sonrojemos Sonrojáramos Sonrojéis Sonrojarais Sonrojen Sonrojaran Futuro Préterito imperfecto se Sonrojare Sonrojase Sonrojares Sonrojases Sonrojare Sonrojase Sonrojáremos Sonrojásemos Sonrojareis Sonrojaseis Sonrojaren Sonrojasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Sonroja (tú) No sonrojes Sonroje (usted) No sonroje Sonrojemos (nosotros) No sonrojemos Sonrojad (vosotros) No sonrojéis Sonrojen (ustedes) No sonrojen Formas impersonales participio pasado     Gerundio Sonrojado Sonrojando		doen blozenwerkwoordsvorm ww Lettergrepen: doen blo·zen Verbuiging: doen blozen - deed blozen - gedaan blozen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojarátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Sonrojare Sonrojeará Sonrojeare		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojáramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaron Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarán Ruborizaren Sonrojaren Sonrojearán Sonrojearen		zij/ze zullen doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojases Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarás Ruborizares Sonrojares Sonrojearás Sonrojeares		jij/je zal doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Ruborizaré Sonrojará Sonrojaré Sonrojeará Sonrojeare Sonrojearé		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Ruborizaré Sonrojará Sonrojaré Sonrojeará Sonrojeare Sonrojearé		ik zal doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zal doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaréprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizare Ruborizaré Sonrojare Sonrojeare Sonrojearé		ik zal doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zal doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojareissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizareis Ruborizaréis Sonrojaréis Sonrojeareis Sonrojearéis		jullie zullen doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zul·len doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaréissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizareis Ruborizaréis Sonrojareis Sonrojeareis Sonrojearéis		jullie zullen doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zul·len doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaremosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaremos Ruborizáremos Sonrojáremos Sonrojearemos Sonrojeáremos		wij/we zullen doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojáremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaremos Ruborizáremos Sonrojaremos Sonrojearemos Sonrojeáremos		wij/we zullen doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarán Ruborizaren Sonrojarán Sonrojearán Sonrojearen		zij/ze zullen doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarás Ruborizares Sonrojarás Sonrojearás Sonrojeares		jij/je zal doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaríatercera persona singular condicional del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaría Sonrojearía		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular condicional del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaría Sonrojearía		ik zou doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zou doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaríaissegunda persona plural condicional del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaríais Sonrojearíais		jullie zouden doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zou·den doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaríamosprimera persona plural condicional del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaríamos Sonrojearíamos		wij/we zouden doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaríantercera persona plural condicional del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarían Sonrojearían		zij/ze zouden doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojaríassegunda persona singular condicional del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarías Sonrojearías		jij/je zou doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojarseinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Encenderse Ruborizarse Sonrojearse  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Me sonrojo Me sonrojé Te sonrojas Te sonrojaste Se sonroja Se sonrojó Nos sonrojamos Nos sonrojamos Os sonrojáis Os sonrojasteis Se sonrojan Se sonrojaron Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Me sonrojar é ía Me sonrojaba Te sonrojar ás ías Te sonrojabas Se sonrojar á ía Se sonrojaba Nos sonrojar emos íamos Nos sonrojábamos Os sonrojar éis íais Os sonrojabais Se sonrojar án ían Se sonrojaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Me sonroje Me sonrojara Te sonrojes Te sonrojaras Se sonroje Se sonrojara Nos sonrojemos Nos sonrojáramos Os sonrojéis Os sonrojarais Se sonrojen Se sonrojaran Futuro Préterito imperfecto se Me sonrojare Me sonrojase Te sonrojares Te sonrojases Se sonrojare Se sonrojase Nos sonrojáremos Nos sonrojásemos Os sonrojareis Os sonrojaseis Se sonrojaren Se sonrojasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Sonrójate (tú) No te sonrojes Sonrójese (usted) No se sonroje Sonrojémonos (nosotros) No nos sonrojemos Sonrojaos (vosotros) No os sonrojéis Sonrójense (ustedes) No se sonrojen Formas impersonales participio pasado     Gerundio Sonrojado Sonrojándome,... etc.		blozenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: blo·zen In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: blozen - bloosde - gebloosd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
	sonrojassegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborices Ruborizas Sonrojeas Sonrojees Sonrojes		jij/je doet blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojasetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojaseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojásemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojasentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojaron Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojasessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojastesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojases Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojasteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrójate!imperativo singular del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendeos! ¡Enciéndete! ¡Ruborizaos! ¡Ruborízate! ¡Sonrojaos! ¡Sonrojeaos! ¡Sonrojéate!		bloos!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeprimera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Ruborizo Sonroja Sonrojea Sonrojee Sonrojeo Sonrojo		ik doe blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik doe blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	_tercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Ruborizo Sonroja Sonrojea Sonrojee Sonrojeo Sonrojo		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojéprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonroje!imperativo singular del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruborice! ¡Ruboricen! ¡Sonrojee! ¡Sonrojeen! ¡Sonrojen!		doet u blozen!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeatercera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Sonroja Sonroje Sonrojee		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojea!imperativo singular del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboriza! ¡Ruborizad! ¡Sonroja! ¡Sonrojad! ¡Sonrojead!		doe blozen!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeabatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeara Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeabaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojearais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeábamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeabantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojaron Sonrojasen Sonrojearan Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeabassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojases Sonrojaste Sonrojearas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojead!imperativo plural del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboriza! ¡Ruborizad! ¡Sonroja! ¡Sonrojad! ¡Sonrojea!		doe blozen!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeadaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojado Sonrojados Sonrojeadas Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeadasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojado Sonrojados Sonrojeada Sonrojeado Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeadoparticipio pasado del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojado Sonrojados Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeados		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeadosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizada Ruborizadas Ruborizado Ruborizados Sonrojada Sonrojadas Sonrojado Sonrojados Sonrojeada Sonrojeadas Sonrojeado		gedaan blozenonregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ge·daan blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeáissegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricéis Ruborizáis Sonrojáis Sonrojeéis Sonrojéis		jullie doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeamosprimera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos Sonrojeemos Sonrojemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeáramos Sonrojeásemos Sonrojeemos Sonrojemos		wij/we doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeantercera persona plural presente de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricen Ruborizan Sonrojan Sonrojeen Sonrojen		zij/ze doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeandogerundio del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizando Sonrojando		doend blozenonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: doend blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeándomegerundio del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeándonosgerundio del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándoos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeándoosgerundio del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándose Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeándosegerundio del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándote		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeándotegerundio del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- Encendiéndome Encendiéndonos Encendiéndoos Encendiéndose Encendiéndote Ruborizándome Ruborizándonos Ruborizándoos Ruborizándose Ruborizándote Sonrojándome Sonrojándonos Sonrojándoos Sonrojándose Sonrojándote Sonrojeándome Sonrojeándonos Sonrojeándoos Sonrojeándose		blozendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: blo·zend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	¡sonrojeaos!imperativo plural del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendeos! ¡Enciéndete! ¡Ruborizaos! ¡Ruborízate! ¡Sonrojaos! ¡Sonrójate! ¡Sonrojéate!		bloos!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojearinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizar Sonrojar  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Sonrojeo Sonrojeé Sonrojeas Sonrojeaste Sonrojea Sonrojeó Sonrojeamos Sonrojeamos Sonrojeáis Sonrojeasteis Sonrojean Sonrojearon Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Sonrojear é ía Sonrojeaba Sonrojear ás ías Sonrojeabas Sonrojear á ía Sonrojeaba Sonrojear emos íamos Sonrojeábamos Sonrojear éis íais Sonrojeabais Sonrojear án ían Sonrojeaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Sonrojee Sonrojeara Sonrojees Sonrojearas Sonrojee Sonrojeara Sonrojeemos Sonrojeáramos Sonrojeéis Sonrojearais Sonrojeen Sonrojearan Futuro Préterito imperfecto se Sonrojeare Sonrojease Sonrojeares Sonrojeases Sonrojeare Sonrojease Sonrojeáremos Sonrojeásemos Sonrojeareis Sonrojeaseis Sonrojearen Sonrojeasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Sonrojea (tú) No sonrojees Sonrojee (usted) No sonrojee Sonrojeemos (nosotros) No sonrojeemos Sonrojead (vosotros) No sonrojeéis Sonrojeen (ustedes) No sonrojeen Formas impersonales participio pasado     Gerundio Sonrojeado Sonrojeando		doen blozenwerkwoordsvorm ww Lettergrepen: doen blo·zen Verbuiging: doen blozen - deed blozen - gedaan blozen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearatercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojease Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Sonrojará Sonrojare Sonrojeare		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearaissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojeaseis Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeáramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeásemos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojaron Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearon Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarán Ruborizaren Sonrojarán Sonrojaren Sonrojearen		zij/ze zullen doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojases Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojeases Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarás Ruborizares Sonrojarás Sonrojares Sonrojeares		jij/je zal doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearetercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Ruborizaré Sonrojará Sonrojare Sonrojaré Sonrojeará Sonrojearé		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizará Ruborizare Ruborizaré Sonrojará Sonrojare Sonrojaré Sonrojeará Sonrojearé		ik zal doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zal doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearéprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizare Ruborizaré Sonrojare Sonrojaré Sonrojeare		ik zal doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zal doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeareissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizareis Ruborizaréis Sonrojareis Sonrojaréis Sonrojearéis		jullie zullen doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zul·len doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearéissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizareis Ruborizaréis Sonrojareis Sonrojaréis Sonrojeareis		jullie zullen doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zul·len doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearemosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaremos Ruborizáremos Sonrojaremos Sonrojáremos Sonrojeáremos		wij/we zullen doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeáremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaremos Ruborizáremos Sonrojaremos Sonrojáremos Sonrojearemos		wij/we zullen doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarán Ruborizaren Sonrojarán Sonrojaren Sonrojearán		zij/ze zullen doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearessegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarás Ruborizares Sonrojarás Sonrojares Sonrojearás		jij/je zal doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearíatercera persona singular condicional del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaría Sonrojaría		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou doen blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular condicional del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaría Sonrojaría		ik zou doen blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik zou doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearíaissegunda persona plural condicional del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaríais Sonrojaríais		jullie zouden doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie zou·den doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojearíamosprimera persona plural condicional del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaríamos Sonrojaríamos		wij/we zouden doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearíantercera persona plural condicional del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarían Sonrojarían		zij/ze zouden doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearíassegunda persona singular condicional del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizarías Sonrojarías		jij/je zou doen blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojaron Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojeasen		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojearseinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Encenderse Ruborizarse Sonrojarse  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Me sonrojeo Me sonrojeé Te sonrojeas Te sonrojeaste Se sonrojea Se sonrojeó Nos sonrojeamos Nos sonrojeamos Os sonrojeáis Os sonrojeasteis Se sonrojean Se sonrojearon Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Me sonrojear é ía Me sonrojeaba Te sonrojear ás ías Te sonrojeabas Se sonrojear á ía Se sonrojeaba Nos sonrojear emos íamos Nos sonrojeábamos Os sonrojear éis íais Os sonrojeabais Se sonrojear án ían Se sonrojeaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Me sonrojee Me sonrojeara Te sonrojees Te sonrojearas Se sonrojee Se sonrojeara Nos sonrojeemos Nos sonrojeáramos Os sonrojeéis Os sonrojearais Se sonrojeen Se sonrojearan Futuro Préterito imperfecto se Me sonrojeare Me sonrojease Te sonrojeares Te sonrojeases Se sonrojeare Se sonrojease Nos sonrojeáremos Nos sonrojeásemos Os sonrojeareis Os sonrojeaseis Se sonrojearen Se sonrojeasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Sonrojéate (tú) No te sonrojees Sonrojéese (usted) No se sonrojee Sonrojeémonos (nosotros) No nos sonrojeemos Sonrojeaos (vosotros) No os sonrojeéis Sonrojéense (ustedes) No se sonrojeen Formas impersonales participio pasado     Gerundio Sonrojeado Sonrojeándome,... etc.		blozenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: blo·zen In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: blozen - bloosde - gebloosd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
	sonrojeassegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborices Ruborizas Sonrojas Sonrojees Sonrojes		jij/je doet blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeasetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojeé Sonrojeó Sonrojó		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeaseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeasteis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeásemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizábamos Ruborizamos Ruborizáramos Ruborizásemos Sonrojábamos Sonrojamos Sonrojáramos Sonrojásemos Sonrojeábamos Sonrojeamos Sonrojeáramos		wij/we deden blozeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeasentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaban Ruborizaran Ruborizaron Ruborizasen Sonrojaban Sonrojaran Sonrojaron Sonrojasen Sonrojeaban Sonrojearan Sonrojearon		zij/ze deden blozenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeasessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojases Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeaste		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeastesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabas Ruborizaras Ruborizases Ruborizaste Sonrojabas Sonrojaras Sonrojases Sonrojaste Sonrojeabas Sonrojearas Sonrojeases		jij/je deed blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeasteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizabais Ruborizarais Ruborizaseis Ruborizasteis Sonrojabais Sonrojarais Sonrojaseis Sonrojasteis Sonrojeabais Sonrojearais Sonrojeaseis		jullie deden blozentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie de·den blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrojéate!imperativo singular del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendeos! ¡Enciéndete! ¡Ruborizaos! ¡Ruborízate! ¡Sonrojaos! ¡Sonrójate! ¡Sonrojeaos!		bloos!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeeprimera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Ruborizo Sonroja Sonroje Sonrojea Sonrojeo Sonrojo		ik doe blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik doe blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	_tercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruboriza Ruborizo Sonroja Sonroje Sonrojea Sonrojeo Sonrojo		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze doet blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojeéprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricé Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojé Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease		ik deed blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik deed blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrojee!imperativo singular del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruborice! ¡Ruboricen! ¡Sonroje! ¡Sonrojeen! ¡Sonrojen!		doet u blozen!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeéissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricéis Ruborizáis Sonrojáis Sonrojeáis Sonrojéis		jullie doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrojeémonos!imperativo plural del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendámonos! ¡Ruboricémonos! ¡Sonrojémonos!		laten we blozengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: la·ten we blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeemosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizamos Sonrojamos Sonrojeamos Sonrojemos		wij/we doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojeemos!imperativo plural del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboricemos! ¡Sonrojemos!		laten we doen blozengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: la·ten we doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeentercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricen Ruborizan Sonrojan Sonrojean Sonrojen		zij/ze doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojeen!imperativo plural del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruborice! ¡Ruboricen! ¡Sonroje! ¡Sonrojee! ¡Sonrojen!		doet u blozen!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrojéense!imperativo plural del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Enciéndanse! ¡Enciéndase! ¡Ruborícense! ¡Ruborícese! ¡Sonrojéese! ¡Sonrójense! ¡Sonrójese!		bloost u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeessegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborices Ruborizas Sonrojas Sonrojeas Sonrojes		jij/je doet blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojéese!imperativo singular del verbo 'sonrojearse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Enciéndanse! ¡Enciéndase! ¡Ruborícense! ¡Ruborícese! ¡Sonrojéense! ¡Sonrójense! ¡Sonrójese!		bloost u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojéissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricéis Ruborizáis Sonrojáis Sonrojeáis Sonrojeéis		jullie doen blozentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: jul·lie doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrojémonos!imperativo plural del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Encendámonos! ¡Ruboricémonos! ¡Sonrojeémonos!		laten we blozengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Lettergrepen: la·ten we blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojemosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricemos Ruborizamos Sonrojamos Sonrojeamos Sonrojeemos		wij/we doen blozeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojemos!imperativo plural del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruboricemos! ¡Sonrojeemos!		laten we doen blozengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: la·ten we doen blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojentercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruboricen Ruborizan Sonrojan Sonrojean Sonrojeen		zij/ze doen blozenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrojen!imperativo plural del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Ruborice! ¡Ruboricen! ¡Sonroje! ¡Sonrojee! ¡Sonrojeen!		doet u blozen!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'doen blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	¡sonrójense!imperativo plural del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Enciéndanse! ¡Enciéndase! ¡Ruborícense! ¡Ruborícese! ¡Sonrojéense! ¡Sonrojéese! ¡Sonrójese!		bloost u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojeoprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruborizo Sonroje Sonrojee Sonrojo		ik doe blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik doe blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojeótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojear' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojear'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	sonrojessegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborices Ruborizas Sonrojas Sonrojeas Sonrojees		jij/je doet blozentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'
	¡sonrójese!imperativo singular del verbo 'sonrojarse' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Enciéndanse! ¡Enciéndase! ¡Ruborícense! ¡Ruborícese! ¡Sonrojéense! ¡Sonrojéese! ¡Sonrójense!		bloost u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'blozen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Blozen').   wn
	sonrojoprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborice Ruborizo Sonroje Sonrojee Sonrojeo		ik doe blozeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen' Lettergrepen: ik doe blo·zen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Doen').
	sonrojótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'sonrojar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'sonrojar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Ruborizaba Ruborizara Ruborizase Ruborizó Sonrojaba Sonrojara Sonrojase Sonrojeaba Sonrojeara Sonrojease Sonrojeó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze deed blozenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'doen blozen'