Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

Ga naar woordenboek Nederlands-Spaans; Ir a diccionario holandés-español.

Klik op de eerste letter van het gezochte Spaanse woord uit de rij aangeduid met 1e. Indien de rij met 2e, 3e, 4e etc. aanwezig is, kies dan ook de tweede, derde, vierde ... letter.
Elija el primer carácter de la palabra española buscada de la fila indicada con 1e. Cuando también hay una fila indicada con 2e, 3e, 4e, etc. elija el segundo, tercer, cuarto ... carácter.

Laatst gewijzigd:   16 Jan 2020  ; última actualización: 16 Jan 2020.

Tenerife, ideal para senderistas

1e 0‑9 A B CD E F G H I J K L M N Ñ O P Q R S T U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a e hi jmn o p r s u vyz

3e ,- a b c d e f g- l m n o pq r s tu v xy

4e hi je ji jo k- ks

<-- Vorige/ Anteriorpalabras de
woorden van
DIHI ..... DIKSMUIDEVolgende/ Siguiente -->

Spaans/españolNederlands/holandés
dihidrógenosustantivo
  wn  w
diwaterstofzelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: di·wa·ter·stof
  wn  w
dijesustantivo

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'dije'
, el  we  wn
hangertjezelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: han·ger·tje
Dit woord is een verkleinwoord van: 'Hanger'
, het  wn
dijeprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dijera
Dijese
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
1Decirse.ik gaf opeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
ik zegdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: ik zeg·de

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
ik zeieerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
2.ik sprakeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dije"dije a":
primera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dijera a
Dijese a
ik zegde tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zeg·de te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
ik zei tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zei te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijeratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
1Decirse.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaf opderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik gaf opeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik zegdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: ik zeg·de

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zeiderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik zeieerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
2.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze sprakderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijese
Dijo
ik sprakeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijera"dijera a":
tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijese a
Dijo a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegde tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
  _"dijera a":
primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijese a
Dijo a
ik zegde tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zeg·de te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  _"dijera a":
tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijese a
Dijo a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zei tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
  _"dijera a":
primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijese a
Dijo a
ik zei tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zei te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijeraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais
Dijeseis
Dijisteis
Os decíais
Os dijerais
Os dijeseis
Os dijisteis
1Decirse.jullie gaven optweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Lettergrepen: jul·lie ga·ven op

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
jullie zegdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
jullie zeidentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
2.jullie sprakentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Lettergrepen: jul·lie spra·ken

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijerais"dijerais a":
segunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais a
Dijeseis a
Dijisteis a
jullie zegden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
jullie zeiden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijéramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos
Dijésemos
Dijimos
Nos decíamos
Nos dijéramos
Nos dijésemos
Nos dijimos
1Decirse.wij/we gaven opeerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
wij/we zegdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
wij/we zeideneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.wij/we sprakeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijéramos"dijéramos a":
primera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos a
Dijésemos a
Dijimos a
wij/we zegden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
wij/we zeiden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijerantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían
Dijeron
Dijesen
Se decían
Se dijeran
Se dijeron
Se dijesen
1Decirse.zij/ze gaven opderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
zij/ze zegdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
zij/ze zeidenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.zij/ze sprakenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeran"dijeran a":
tercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían a
Dijeron a
Dijesen a
zij/ze zegden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
zij/ze zeiden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijerassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías
Dijeses
Dijiste
Te decías
Te dijeras
Te dijeses
Te dijiste
1Decirse.jij/je gaf optweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
jij/je zegdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
jij/je zeitweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.jij/je spraktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeras"dijeras a":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías a
Dijeses a
Dijiste a
jij/je zegde tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
jij/je zei tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijeretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
Me dijere
Me diré
Se dijere
Se dirá
1Decirse.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal opgevenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
  _primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
Me dijere
Me diré
Se dijere
Se dirá
ik zal opgeveneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Lettergrepen: ik zal op·ge·ven

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
  _tercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
Me dijere
Me diré
Se dijere
Se dirá
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal zeggenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
  _primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
Me dijere
Me diré
Se dijere
Se dirá
ik zal zeggeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: ik zal zeg·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
  _tercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
2.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal sprekenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
  _primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá
Diré
ik zal sprekeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Lettergrepen: ik zal spre·ken

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijere"dijere a":
tercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá a
Diré a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal zeggen tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
  _"dijere a":
primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirá a
Diré a
ik zal zeggen tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zal zeg·gen te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijereissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Diréis
Os dijereis
Os diréis
1Decirse.jullie zullen opgeventweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Lettergrepen: jul·lie zul·len op·ge·ven

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
jullie zullen zeggentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zul·len zeg·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
2.jullie zullen sprekentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Lettergrepen: jul·lie zul·len spre·ken

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijereis"dijereis a":
segunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Diréis a
jullie zullen zeggen tegentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zul·len zeg·gen te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijéremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Diremos
Nos dijéremos
Nos diremos
1Decirse.wij/we zullen opgeveneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
wij/we zullen zeggeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.wij/we zullen sprekeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijéremos"dijéremos a":
primera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Diremos a
wij/we zullen zeggen tegeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijerentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirán
Se dijeren
Se dirán
1Decirse.zij/ze zullen opgevenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
zij/ze zullen zeggenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.zij/ze zullen sprekenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeren"dijeren a":
tercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirán a
zij/ze zullen zeggen tegenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijeressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirás
Te dijeres
Te dirás
1Decirse.jij/je zal opgeventweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
jij/je zal zeggentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.jij/je zal sprekentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeres"dijeres a":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Dirás a
jij/je zal zeggen tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijerontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían
Dijeran
Dijesen
Se decían
Se dijeran
Se dijeron
Se dijesen
1Decirse.zij/ze gaven opderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
zij/ze zegdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
zij/ze zeidenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.zij/ze sprakenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeron"dijeron a":
tercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían a
Dijeran a
Dijesen a
zij/ze zegden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
zij/ze zeiden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijesetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
1Decirse.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaf opderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik gaf opeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik zegdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: ik zeg·de

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zeiderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
Me decía
Me dije
Me dijera
Me dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
ik zeieerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
  _tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
2.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze sprakderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
  _primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dije
Dijera
Dijo
ik sprakeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Één lettergreep

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijese"dijese a":
tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijera a
Dijo a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegde tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
  _"dijese a":
primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijera a
Dijo a
ik zegde tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zeg·de te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  _"dijese a":
tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijera a
Dijo a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zei tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
  _"dijese a":
primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dije a
Dijera a
Dijo a
ik zei tegeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: ik zei te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijeseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais
Dijerais
Dijisteis
Os decíais
Os dijerais
Os dijeseis
Os dijisteis
1Decirse.jullie gaven optweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Lettergrepen: jul·lie ga·ven op

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
jullie zegdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
jullie zeidentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
2.jullie sprakentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Lettergrepen: jul·lie spra·ken

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijeseis"dijeseis a":
segunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais a
Dijerais a
Dijisteis a
jullie zegden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
jullie zeiden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijésemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos
Dijéramos
Dijimos
Nos decíamos
Nos dijéramos
Nos dijésemos
Nos dijimos
1Decirse.wij/we gaven opeerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
wij/we zegdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
wij/we zeideneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.wij/we sprakeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijésemos"dijésemos a":
primera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos a
Dijéramos a
Dijimos a
wij/we zegden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
wij/we zeiden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijesentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían
Dijeran
Dijeron
Se decían
Se dijeran
Se dijeron
Se dijesen
1Decirse.zij/ze gaven opderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
zij/ze zegdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
zij/ze zeidenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.zij/ze sprakenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijesen"dijesen a":
tercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decían a
Dijeran a
Dijeron a
zij/ze zegden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
zij/ze zeiden tegenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijesessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías
Dijeras
Dijiste
Te decías
Te dijeras
Te dijeses
Te dijiste
1Decirse.jij/je gaf optweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
jij/je zegdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
jij/je zeitweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.jij/je spraktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijeses"dijeses a":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías a
Dijeras a
Dijiste a
jij/je zegde tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
jij/je zei tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijimosprimera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos
Dijéramos
Dijésemos
Nos decíamos
Nos dijéramos
Nos dijésemos
Nos dijimos
1Decirse.wij/we gaven opeerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
wij/we zegdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
wij/we zeideneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.wij/we sprakeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijimos"dijimos a":
primera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíamos a
Dijéramos a
Dijésemos a
wij/we zegden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
wij/we zeiden tegeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijistesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías
Dijeras
Dijeses
Te decías
Te dijeras
Te dijeses
Te dijiste
1Decirse.jij/je gaf optweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
jij/je zegdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
jij/je zeitweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.jij/je spraktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijiste"dijiste a":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decías a
Dijeras a
Dijeses a
jij/je zegde tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
jij/je zei tegentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
dijisteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais
Dijerais
Dijeseis
Os decíais
Os dijerais
Os dijeseis
Os dijisteis
1Decirse.jullie gaven optweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
Lettergrepen: jul·lie ga·ven op

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Opgeven').
  wn  we
jullie zegdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
jullie zeidentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
  wn  we
2.jullie sprakentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
Lettergrepen: jul·lie spra·ken

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Spreken').
  wn
dijisteis"dijisteis a":
segunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decíais a
Dijerais a
Dijeseis a
jullie zegden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zeg·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
jullie zeiden tegentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
Lettergrepen: jul·lie zei·den te·gen

Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Zeggen').
dijotercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  we  wn  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía
Dijera
Dijese
Se decía
Se dijera
Se dijese
Se dijo
1Decirse.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze gaf opderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'opgeven'
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zeiderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen'
2.hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze sprakderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'spreken'
dijo"dijo a":
tercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'decir a'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'decir'
  a
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'a'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Decía a
Dijera a
Dijese a
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zegde tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zei tegenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zeggen tegen'
DijonNombre (o por antonomasia)
(pronunciación local: /diyón/), ciudad del E de Francia, a orillas del río Ouche, a 270 km al SE de París. Allí nació, en 1627, el orador y escritor Jacques Bénigne Bossuet.
  we  w
Dijoneigennaam (of antonomasie) en
  w
dik-dikssustantivo
  w
dikdikszelfstandig naamwoord zn
Lettergrepen: dik·diks
  wn  w
DiksmuideNombre (o por antonomasia)
Diksmuide o Dixmuide (francés Dixmude), ciudad del O de Bélgica, a 20 km al N de Ieper.
  w
Diksmuideeigennaam (of antonomasie) en
  w

1e 0‑9 A B CD E F G H I J K L M N Ñ O P Q R S T U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a e hi jmn o p r s u vyz

3e ,- a b c d e f g- l m n o pq r s tu v xy

4e hi je ji jo k- ks

<-- Vorige/ Anteriorpalabras de
woorden van
DIHI ..... DIKSMUIDEVolgende/ Siguiente -->

boven