Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

1e

0‑9

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

Ñ

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

ß

2e

-a

b

c

d

efgj

l

m

n

oñpq

r

s

tvwx

z

3e

a

bfim

p

4e

a

e

i

l

o

r

u

5e

de

g

l

nr

s

t

6e

a

e

o

<-- Vorige/ Anterior

palabras comenzando con woorden beginnend met

IMPUT

Volgende/ Siguiente -->

	Spaans/español		Nederlands/holandés
	imputatercera persona singular presente de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusa Acuse Achaca Achaque Impute		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	¡imputa!imperativo singular del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Acusa! ¡Acusad! ¡Achaca! ¡Achacad! ¡Imputad!		beschuldig!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'beschuldigen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			beticht!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'betichten'   wn
	imputabatercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputara Imputase Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputara Imputase Imputé Imputó		ik beschuldigdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputara Imputase Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputara Imputase Imputé Imputó		ik betichtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht·te   wn
	imputabaissegunda persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabais Acusarais Acusaseis Acusasteis Achacabais Achacarais Achacaseis Achacasteis Imputarais Imputaseis Imputasteis		jullie beschuldigdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·dig·den Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·ticht·ten   wn
	imputábamosprimera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Imputamos Imputáramos Imputásemos		wij/we beschuldigdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we betichtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputabantercera persona plural preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaban Acusaran Acusaron Acusasen Achacaban Achacaran Achacaron Achacasen Imputaran Imputaron Imputasen		zij/ze beschuldigdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputabassegunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabas Acusaras Acusases Acusaste Achacabas Achacaras Achacases Achacaste Imputaras Imputases Imputaste		jij/je beschuldigdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaciónsustantivo (Acción y efecto de imputar) Esta palabra no tiene plural Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputación' , la  we  w  spalabras relacionadas: --------------------- Acusación		beschuldigenzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: be·schul·di·gen Dit woord heeft geen meervoud Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands. , het  wn  w
			betichtenzelfstandig naamwoord zn Lettergrepen: be·tich·ten Dit woord heeft geen meervoud , het  wn
	¡imputad!imperativo plural del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Acusa! ¡Acusad! ¡Achaca! ¡Achacad! ¡Imputa!		beschuldig!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'beschuldigen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			beticht!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'betichten'   wn
	imputadaforma conjugada (femenino singular) del participio pasado del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Acusada Acusadas Acusado Acusados Achacada Achacadas Achacado Achacados Imputadas Imputado Imputados		beschuldigdregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: be·schul·digd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			betichtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: be·ticht   wn
	imputadasforma conjugada (femenino plural) del participio pasado del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Acusada Acusadas Acusado Acusados Achacada Achacadas Achacado Achacados Imputada Imputado Imputados		beschuldigdregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: be·schul·digd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			betichtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: be·ticht   wn
	imputadoparticipio pasado del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusada Acusadas Acusado Acusados Achacada Achacadas Achacado Achacados Imputada Imputadas Imputados		beschuldigdregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: be·schul·digd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			betichtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: be·ticht   wn
	imputadosforma conjugada (masculino plural) del participio pasado del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  spalabras relacionadas: --------------------- Acusada Acusadas Acusado Acusados Achacada Achacadas Achacado Achacados Imputada Imputadas Imputado		beschuldigdregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: be·schul·digd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			betichtregelmatig voltooid deelwoord van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: be·ticht   wn
	imputáissegunda persona plural presente de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusáis Acuséis Achacáis Achaquéis Imputéis		jullie beschuldigentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·tich·ten   wn
	imputamosprimera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Acusemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Achaquemos Imputábamos Imputáramos Imputásemos Imputemos		wij/we beschuldigdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona plural presente de indicativo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Acusemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Achaquemos Imputábamos Imputáramos Imputásemos Imputemos		wij/we beschuldigeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we betichteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Acusemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Achaquemos Imputábamos Imputáramos Imputásemos Imputemos		wij/we betichtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputantercera persona plural presente de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusan Acusen Achacan Achaquen Imputen		zij/ze beschuldigenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputandogerundio del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusando Achacando		beschuldigendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: be·schul·di·gend Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			betichtendonvoltooid deelwoord van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: be·tich·tend   wn
	imputarinfinitivo de un verbo Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  w  spalabras relacionadas: --------------------- Acusar Achacar  ci conjugaciones del INDICATIVO Presente Préterito indefinido Imputo Imputé Imputas Imputaste Imputa Imputó Imputamos Imputamos Imputáis Imputasteis Imputan Imputaron Futuro/Condicional Préterito imperfecto  Imputar é ía Imputaba Imputar ás ías Imputabas Imputar á ía Imputaba Imputar emos íamos Imputábamos Imputar éis íais Imputabais Imputar án ían Imputaban   cs conjugaciones del SUBJUNTIVO Presente Préterito imperfect ra Impute Imputara Imputes Imputaras Impute Imputara Imputemos Imputáramos Imputéis Imputarais Imputen Imputaran Futuro Préterito imperfecto se Imputare Imputase Imputares Imputases Imputare Imputase Imputáremos Imputásemos Imputareis Imputaseis Imputaren Imputasen   cp conjugaciones del IMPERATIVO afirmativo negativo Imputa (tú) No imputes Impute (usted) No impute Imputemos (nosotros) No imputemos Imputad (vosotros) No imputéis Imputen (ustedes) No imputen Formas impersonales participio pasado     Gerundio Imputado Imputando		beschuldigenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: be·schul·di·gen In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: beschuldigen - beschuldigde - beschuldigd Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.   wn  w
			betichtenwerkwoord (infinitief) ww Lettergrepen: be·tich·ten In één of meer van de volgende betekenissen: - Verbuiging: betichten - betichtte - beticht   wn
	imputaratercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputase Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputase Imputé Imputó		ik beschuldigdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputase Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputase Imputé Imputó		ik betichtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht·te   wn
	imputarátercera persona singular futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusará Acusare Achacará Achacare Imputare		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal beschuldigenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal betichtenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaraissegunda persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabais Acusarais Acusaseis Acusasteis Achacabais Achacarais Achacaseis Achacasteis Imputabais Imputaseis Imputasteis		jullie beschuldigdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·dig·den Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·ticht·ten   wn
	imputáramosprimera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Imputábamos Imputamos Imputásemos		wij/we beschuldigdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we betichtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarantercera persona plural preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaban Acusaran Acusaron Acusasen Achacaban Achacaran Achacaron Achacasen Imputaban Imputaron Imputasen		zij/ze beschuldigdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarántercera persona plural futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarán Acusaren Achacarán Achacaren Imputaren		zij/ze zullen beschuldigenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze zullen betichtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarassegunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabas Acusaras Acusases Acusaste Achacabas Achacaras Achacases Achacaste Imputabas Imputases Imputaste		jij/je beschuldigdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarássegunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarás Acusares Achacarás Achacares Imputares		jij/je zal beschuldigentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je zal betichtentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaretercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusará Acusare Acusaré Achacará Achacare Achacaré Imputará Imputaré		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal beschuldigenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusará Acusare Acusaré Achacará Achacare Achacaré Imputará Imputaré		ik zal beschuldigeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik zal be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusará Acusare Acusaré Achacará Achacare Achacaré Imputará Imputaré		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zal betichtenderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusará Acusare Acusaré Achacará Achacare Achacaré Imputará Imputaré		ik zal betichteneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik zal be·tich·ten   wn
	imputaréprimera persona singular futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusare Acusaré Achacare Achacaré Imputare		ik zal beschuldigeneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik zal be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			ik zal betichteneerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik zal be·tich·ten   wn
	imputareissegunda persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusareis Acusaréis Achacareis Achacaréis Imputaréis		jullie zullen beschuldigentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie zul·len be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie zullen betichtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie zul·len be·tich·ten   wn
	imputaréissegunda persona plural futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusareis Acusaréis Achacareis Achacaréis Imputareis		jullie zullen beschuldigentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie zul·len be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie zullen betichtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie zul·len be·tich·ten   wn
	imputaremosprimera persona plural futuro de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaremos Acusáremos Achacaremos Achacáremos Imputáremos		wij/we zullen beschuldigeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we zullen betichteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputáremosprimera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaremos Acusáremos Achacaremos Achacáremos Imputaremos		wij/we zullen beschuldigeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we zullen betichteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarentercera persona plural futuro de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarán Acusaren Achacarán Achacaren Imputarán		zij/ze zullen beschuldigenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze zullen betichtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaressegunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarás Acusares Achacarás Achacares Imputarás		jij/je zal beschuldigentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je zal betichtentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaríatercera persona singular condicional del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaría Achacaría		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou beschuldigenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular condicional del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaría Achacaría		ik zou beschuldigeneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik zou be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular condicional del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaría Achacaría		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze zou betichtenderde persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular condicional del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaría Achacaría		ik zou betichteneerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik zou be·tich·ten   wn
	imputaríaissegunda persona plural condicional del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaríais Achacaríais		jullie zouden beschuldigentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie zou·den be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie zouden betichtentweede persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie zou·den be·tich·ten   wn
	imputaríamosprimera persona plural condicional del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaríamos Achacaríamos		wij/we zouden beschuldigeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we zouden betichteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaríantercera persona plural condicional del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarían Achacarían		zij/ze zouden beschuldigenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze zouden betichtenderde persoon meervoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputaríassegunda persona singular condicional del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusarías Achacarías		jij/je zou beschuldigentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je zou betichtentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputarontercera persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaban Acusaran Acusaron Acusasen Achacaban Achacaran Achacaron Achacasen Imputaban Imputaran Imputasen		zij/ze beschuldigdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputassegunda persona singular presente de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusas Acuses Achacas Achaques Imputes		jij/je beschuldigttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputasetercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputara Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputara Imputé Imputó		ik beschuldigdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputara Imputé Imputó		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Achaqué Imputaba Imputara Imputé Imputó		ik betichtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht·te   wn
	imputaseissegunda persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabais Acusarais Acusaseis Acusasteis Achacabais Achacarais Achacaseis Achacasteis Imputabais Imputarais Imputasteis		jullie beschuldigdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·dig·den Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·ticht·ten   wn
	imputásemosprimera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusábamos Acusamos Acusáramos Acusásemos Achacábamos Achacamos Achacáramos Achacásemos Imputábamos Imputamos Imputáramos		wij/we beschuldigdeneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we betichtteneerste persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputasentercera persona plural preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaban Acusaran Acusaron Acusasen Achacaban Achacaran Achacaron Achacasen Imputaban Imputaran Imputaron		zij/ze beschuldigdenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichttenderde persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputasessegunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabas Acusaras Acusases Acusaste Achacabas Achacaras Achacases Achacaste Imputabas Imputaras Imputaste		jij/je beschuldigdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputastesegunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabas Acusaras Acusases Acusaste Achacabas Achacaras Achacases Achacaste Imputabas Imputaras Imputases		jij/je beschuldigdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputasteissegunda persona plural preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusabais Acusarais Acusaseis Acusasteis Achacabais Achacarais Achacaseis Achacasteis Imputabais Imputarais Imputaseis		jullie beschuldigdentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·dig·den Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichttentweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·ticht·ten   wn
	imputetercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusa Acuse Acuso Achaca Achaco Achaque Imputa Imputo		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
	_primera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusa Acuse Acuso Achaca Achaco Achaque Imputa Imputo		ik beschuldigeerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
	_tercera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusa Acuse Acuso Achaca Achaco Achaque Imputa Imputo		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichtderde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	_primera persona singular presente de subjuntivo del verbo 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusa Acuse Acuso Achaca Achaco Achaque Imputa Imputo		ik betichteerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht   wn
	imputéprimera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusé Achacaba Achacara Achacase Achaqué Imputaba Imputara Imputase		ik beschuldigdeeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig·de Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			ik betichtteeerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht·te   wn
	¡impute!imperativo singular del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Acuse! ¡Acusen! ¡Achaque! ¡Achaquen! ¡Imputen!		beschuldigt u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'beschuldigen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			beticht u!gebiedende wijs enkelvoud van het werkwoord 'betichten'   wn
	imputéissegunda persona plural presente de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusáis Acuséis Achacáis Achaquéis Imputáis		jullie beschuldigentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: jul·lie be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			jullie betichtentweede persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: jul·lie be·tich·ten   wn
	imputemosprimera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusamos Acusemos Achacamos Achaquemos Imputamos		wij/we beschuldigeneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			wij/we betichteneerste persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	¡imputemos!imperativo plural del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Acusemos! ¡Achaquemos!		laten we beschuldigengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: la·ten we be·schul·di·gen Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			laten we betichtengebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: la·ten we be·tich·ten   wn
	imputentercera persona plural presente de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusan Acusen Achacan Achaquen Imputan		zij/ze beschuldigenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			zij/ze betichtenderde persoon meervoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	¡imputen!imperativo plural del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   spalabras relacionadas: --------------------- ¡Acuse! ¡Acusen! ¡Achaque! ¡Achaquen! ¡Impute!		beschuldigt u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'beschuldigen' Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			beticht u!gebiedende wijs meervoud van het werkwoord 'betichten'   wn
	imputessegunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusas Acuses Achacas Achaques Imputas		jij/je beschuldigttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			jij/je betichttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'betichten'
	imputoprimera persona singular presente de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acuse Acuso Achaco Achaque Impute		ik beschuldigeerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen' Lettergrepen: ik be·schul·dig Klik voor toegang tot onlinewoordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands (voor het woord 'Beschuldigen').   wn
			ik betichteerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten' Lettergrepen: ik be·ticht   wn
	imputótercera persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'imputar' Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'imputar'   we  wn  spalabras relacionadas: --------------------- Acusaba Acusara Acusase Acusó Achacaba Achacara Achacase Achacó Imputaba Imputara Imputase		hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze beschuldigdederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beschuldigen'
			hij/u/men/het/er/ge/gij/'t/zij/ze betichttederde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'betichten'

1e

0‑9

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

Ñ

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

ß

2e

-a

b

c

d

efgj

l

m

n

oñpq

r

s

tvwx

z

3e

a

bfim

p

4e

a

e

i

l

o

r

u

5e

de

g

l

nr

s

t

6e

a

e

o

<-- Vorige/ Anterior

palabras comenzando con woorden beginnend met

IMPUT

Volgende/ Siguiente -->

boven