Klein woordenboek Spaans-Nederlands en vv met 346918 woorden

Ga naar woordenboek Nederlands-Spaans; Ir a diccionario holandés-español.

Klik op de eerste letter van het gezochte Spaanse woord uit de rij aangeduid met 1e. Indien de rij met 2e, 3e, 4e etc. aanwezig is, kies dan ook de tweede, derde, vierde ... letter.
Elija el primer carácter de la palabra española buscada de la fila indicada con 1e. Cuando también hay una fila indicada con 2e, 3e, 4e, etc. elija el segundo, tercer, cuarto ... carácter.

Laatst gewijzigd:   16 Jan 2020  ; última actualización: 16 Jan 2020.

Tenerife, ideal para senderistas

1e 0‑9 A B C D E F G H I J K L M N Ñ O P Q R ST U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a de h i jlm o r s u wyz

3e_ ab c dfghij l m n ñ o pq r s t uvwxz

4e _ a b c d e f g h i j l m n o p q r s tu v z

5e b f l n s t

<-- Vorige/ Anteriorpalabras comenzando con
woorden beginnend met
TE_UVolgende/ Siguiente -->

Spaans/españolNederlands/holandés
te"te ubicabas":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicabas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estabas
Estuvieras
Estuvieses
Estuviste
Te ubicaras
Te ubicases
Te ubicaste
Ubicabas
Ubicaras
Ubicases
Ubicaste
jij/je bevond jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je lagtweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicaras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicaras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estabas
Estuvieras
Estuvieses
Estuviste
Te ubicabas
Te ubicases
Te ubicaste
Ubicabas
Ubicaras
Ubicases
Ubicaste
jij/je bevond jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je lagtweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicarás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicarás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estarás
Estuvieres
Te ubicares
Ubicarás
Ubicares
jij/je zal je bevindentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je zal liggentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicares":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicares
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estarás
Estuvieres
Te ubicarás
Ubicarás
Ubicares
jij/je zal je bevindentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je zal liggentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicarías":
segunda persona singular condicional del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicarías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estarías
Ubicarías
jij/je zou je bevindentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je zou liggentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicas":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estás
Estés
Te ubiques
Ubicas
Ubiques
jij/je bevindt jetweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je ligttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicases":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicases
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estabas
Estuvieras
Estuvieses
Estuviste
Te ubicabas
Te ubicaras
Te ubicaste
Ubicabas
Ubicaras
Ubicases
Ubicaste
jij/je bevond jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je lagtweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubicaste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubicaste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estabas
Estuvieras
Estuvieses
Estuviste
Te ubicabas
Te ubicaras
Te ubicases
Ubicabas
Ubicaras
Ubicases
Ubicaste
jij/je bevond jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je lagtweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ubiques":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'ubicarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ubiques
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ubicar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Estás
Estés
Te ubicas
Ubicas
Ubiques
jij/je bevindt jetweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich bevinden'
jij/je ligttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'liggen'
te"te ufanabas":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanabas   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanaras
Te ufanases
Te ufanaste
jij/je beroemdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanaras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanaras   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanabas
Te ufanases
Te ufanaste
jij/je beroemdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanarás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanarás   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanares
jij/je zal beroementweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanares":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanares   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanarás
jij/je zal beroementweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanarías":
segunda persona singular condicional del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanarías
jij/je zou beroementweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanas":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ufano'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanes
jij/je beroemttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanases":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanases   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanabas
Te ufanaras
Te ufanaste
jij/je beroemdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanaste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanaste   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanabas
Te ufanaras
Te ufanases
jij/je beroemdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ufanes":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'ufanarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ufanes   spalabras relacionadas:
---------------------
Te ufanas
jij/je beroemttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'beroemen'
te"te ulcerabas":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulcerabas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulceraras
Te ulcerases
Te ulceraste
1.jij/je etterdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
jij/je zwoortweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulceraras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulceraras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulcerabas
Te ulcerases
Te ulceraste
1.jij/je etterdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
jij/je zwoortweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulcerarás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulcerarás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulcerares
1.jij/je zal etterentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zal zwerentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulcerares":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulcerares
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulcerarás
1.jij/je zal etterentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zal zwerentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulcerarías":
segunda persona singular condicional del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulcerarías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
1.jij/je zou etterentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zou zwerentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulceras":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulceras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulceres
1.jij/je etterttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulcerases":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulcerases
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulcerabas
Te ulceraras
Te ulceraste
1.jij/je etterdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
jij/je zwoortweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulceraste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulceraste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulcerabas
Te ulceraras
Te ulcerases
1.jij/je etterdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerdetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
jij/je zwoortweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te ulceres":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'ulcerarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  ulceres
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'ulcerar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te ulceras
1.jij/je etterttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'etteren'
2.jij/je zweerttweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zweren'
te"te unas":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'una'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntas
Te juntes
Te unes
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sluit aantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sluit je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigt jetweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unes":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unes
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'un'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntas
Te juntes
Te unas
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sluit aantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sluit je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigt jetweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unías":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntabas
Te juntaras
Te juntases
Te juntaste
Te unieras
Te unieses
Te uniste
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sloot aantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sloot je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigde jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unieras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unieras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntabas
Te juntaras
Te juntases
Te juntaste
Te unías
Te unieses
Te uniste
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sloot aantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sloot je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigde jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unieres":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unieres
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntarás
Te juntares
Te unirás
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je zal je aaneensluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
jij/je zal aansluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je zal je verenigentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unieses":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unieses
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntabas
Te juntaras
Te juntases
Te juntaste
Te unías
Te unieras
Te uniste
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sloot aantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sloot je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigde jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unirás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unirás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntarás
Te juntares
Te unieres
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je zal je aaneensluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
jij/je zal aansluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je zal je verenigentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te unirías":
segunda persona singular condicional del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  unirías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntarías
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je zou je aaneensluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
jij/je zou aansluitentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je zou je verenigentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te uniste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'unirse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  uniste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'unir'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te juntabas
Te juntaras
Te juntases
Te juntaste
Te unías
Te unieras
Te unieses
1Atadura
Juntarse
Unión
.
jij/je sloot aantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'aansluiten'
jij/je sloot je aaneentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich aaneensluiten'
2Congregarse
Juntarse
.
jij/je verenigde jetweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'zich verenigen'
te"te usabas":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usabas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usaras
Te usases
Te usaste
jij/je was gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usaras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usaras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usabas
Te usases
Te usaste
jij/je was gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usarás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usarás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usares
jij/je zal gebruikelijk zijntweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usares":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usares
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usarás
jij/je zal gebruikelijk zijntweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usarías":
segunda persona singular condicional del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usarías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
jij/je zou gebruikelijk zijntweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usas":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te uses
jij/je bent gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usases":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usases
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usabas
Te usaras
Te usaste
jij/je was gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te usaste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  usaste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usabas
Te usaras
Te usases
jij/je was gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (onregelmatig) (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te uses":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'usarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  uses
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'usar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Te usas
jij/je bent gebruikelijktweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruikelijk zijn'
te"te utilices":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilices
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechas
Aproveches
Te utilizas
jij/je maakt gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilices de":
segunda persona singular presente de subjuntivo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilices
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechas
Aproveches
Te utilizas de
Te vales de
Te valgas de
jij/je maakt gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizabas":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizabas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizaras
Te utilizases
Te utilizaste
jij/je maakte gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizabas de":
segunda persona singular preterito imperfecto de indicativo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizabas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizaras de
Te utilizases de
Te utilizaste de
Te valías de
Te valieras de
Te valieses de
Te valiste de
jij/je maakte gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizaras":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizaras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas
Te utilizases
Te utilizaste
jij/je maakte gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizarás":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizarás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharás
Aprovechares
Te utilizares
jij/je zal gebruik makentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizaras de":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (ra) del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizaras
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas de
Te utilizases de
Te utilizaste de
Te valías de
Te valieras de
Te valieses de
Te valiste de
jij/je maakte gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizarás de":
segunda persona singular futuro de indicativo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizarás
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharás
Aprovechares
Te utilizares de
Te valdrás de
Te valieres de
jij/je zal gebruik maken vantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizares":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizares
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharás
Aprovechares
Te utilizarás
jij/je zal gebruik makentweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizares de":
segunda persona singular futuro de subjuntivo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizares
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharás
Aprovechares
Te utilizarás de
Te valdrás de
Te valieres de
jij/je zal gebruik maken vantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizarías":
segunda persona singular condicional del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizarías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharías
jij/je zou gebruik makentweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizarías de":
segunda persona singular condicional del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizarías
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovecharías
Te valdrías de
jij/je zou gebruik maken vantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden toekomende tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizas":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechas
Aproveches
Te utilices
jij/je maakt gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizas de":
segunda persona singular presente de indicativo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizas
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechas
Aproveches
Te utilices de
Te vales de
Te valgas de
jij/je maakt gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizases":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizases
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas
Te utilizaras
Te utilizaste
jij/je maakte gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizases de":
segunda persona singular preterito de subjuntivo (se) del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizases
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas de
Te utilizaras de
Te utilizaste de
Te valías de
Te valieras de
Te valieses de
Te valiste de
jij/je maakte gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aanvoegende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'
te"te utilizaste":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'utilizarse'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizaste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas
Te utilizaras
Te utilizases
jij/je maakte gebruiktweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken'
te"te utilizaste de":
segunda persona singular preterito indefinido de indicativo del verbo 'utilizarse de'

Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'te'
  utilizaste
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'utilizar'
  de
Haga clic para acceso al Dicconario de la Lengua Española de la REAL ACADEMIA ESPAÑOLA para la palabra 'de'
  spalabras relacionadas:
---------------------
Aprovechabas
Aprovecharas
Aprovechases
Aprovechaste
Te utilizabas de
Te utilizaras de
Te utilizases de
Te valías de
Te valieras de
Te valieses de
Te valiste de
jij/je maakte gebruik vantweede persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd (aantonende wijs) van het werkwoord 'gebruik maken van'

1e 0‑9 A B C D E F G H I J K L M N Ñ O P Q R ST U V W X Y Z ß

2e 0‑9 a de h i jlm o r s u wyz

3e_ ab c dfghij l m n ñ o pq r s t uvwxz

4e _ a b c d e f g h i j l m n o p q r s tu v z

5e b f l n s t

<-- Vorige/ Anteriorpalabras comenzando con
woorden beginnend met
TE_UVolgende/ Siguiente -->

boven